K1: wiederholung zahlen + pers vnw + sein

Doel
Getallen van 0 t/m 20
Woorden uit de woordenlijst
Werkwoord sein +  persoonlijke voornaamwoord
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Doel
Getallen van 0 t/m 20
Woorden uit de woordenlijst
Werkwoord sein +  persoonlijke voornaamwoord

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

Slide 3 - Diapositive

Richtig
Falsch
fünf
sechs
sieben
zehn
achtzehn
ein
swei
swölf
zwölf
zwei
dreizehn
siben
sechszehn
sechzehn

Slide 4 - Question de remorquage

Schrijf het getal 1 voluit in het Duits!

Slide 5 - Question ouverte

Schrijf het getal 12 voluit in het Duits!

Slide 6 - Question ouverte

Schrijf het getal 15 voluit in het Duits!

Slide 7 - Question ouverte

Schrijf het getal 20 voluit in het Duits!

Slide 8 - Question ouverte

Schrijf het getal 17 voluit in het Duits!

Slide 9 - Question ouverte

Schrijf het getal 6 voluit in het Duits!

Slide 10 - Question ouverte

Schrijf het getal 2 voluit in het Duits!

Slide 11 - Question ouverte

VRAAGWOORDEN: sleep het Nederlandse woord naar het juiste Duitse woord.
wie
wo
wer
was
woher
hoe
waar
wie
wat
waarvandaan

Slide 12 - Question de remorquage

Schrijf de vertaling op van: waar!

Slide 13 - Question ouverte

Schrijf de vertaling op van: wie!

Slide 14 - Question ouverte

Slide 15 - Vidéo

Slide 16 - Vidéo

de naam
A
der Name
B
die Name
C
das Name
D
die Namen

Slide 17 - Quiz

het adres
A
der Adresse
B
die Adresse
C
das Adres
D
die Adressen

Slide 18 - Quiz

Nederland
A
die Niederlande
B
Holland
C
das Niederland
D
den Niederland

Slide 19 - Quiz

heten
A
heißen
B
heisen
C
bin
D
sind

Slide 20 - Quiz

komen
A
komen
B
kommen
C
komms
D
kommt

Slide 21 - Quiz

Sein 

Slide 22 - Diapositive

sein


sein = zijn 

ich (ik)
bin (ben)
du (jij)
bist (bent)
er/sie/es (Hij/zij/het)
ist (is)
wir (wij)
sind (zijn)
ihr (jullie)
seid (zijn)
sie/Sie 
(zij/ U)
sind (zijn/bent)

Slide 23 - Diapositive

ik ben

Slide 24 - Question ouverte

jij bent

Slide 25 - Question ouverte

hij is

Slide 26 - Question ouverte

zij is

Slide 27 - Question ouverte

het is

Slide 28 - Question ouverte

wij zijn

Slide 29 - Question ouverte

jullie zijn

Slide 30 - Question ouverte

u bent

Slide 31 - Question ouverte

zij zijn

Slide 32 - Question ouverte