Spellingregels voor cijfers en hoofdletters

Spellingregels voor cijfers en hoofdletters
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Spellingregels voor cijfers en hoofdletters

Slide 1 - Diapositive

Leerdoel
Aan het einde van de les kan je de Nederlandse spellingsregels voor cijfers en hoofdletters uitleggen.

Slide 2 - Diapositive

Inleiding
Waarom is het belangrijk om de Nederlandse spellingsregels voor cijfers en hoofdletters te kennen?

Slide 3 - Diapositive

Hoofdletters
Bij welke woorden gebruik je een hoofdletter? Noem 3 voorbeelden.

Slide 4 - Diapositive

Cijfers
Wanneer schrijf je een getal voluit en wanneer gebruik je cijfers?

Slide 5 - Diapositive

Getallen tot twintig
Hoe worden getallen tot twintig geschreven in de Nederlandse taal? Geef 3 voorbeelden.

Slide 6 - Diapositive

Getallen vanaf twintig
Hoe worden getallen vanaf twintig geschreven in de Nederlandse taal? Geef 3 voorbeelden.

Slide 7 - Diapositive

Samenstellingen
Hoe schrijf je samenstellingen met cijfers en hoofdletters?

Slide 8 - Diapositive

Oefening 1
Schrijf de volgende zinnen correct op: De juf gaf ons een 9 voor onze spreekbeurt. Ik eet het liefst elke dag 2 boterhammen. Het is vandaag 4 oktober.

Slide 9 - Diapositive

Oefening 2
Welke woorden in deze zin moeten met een hoofdletter worden geschreven? 'mijn beste vriendin woont in amsterdam.'

Slide 10 - Diapositive

Oefening 3
Welke getallen moeten voluit worden geschreven in deze zin? 'ik heb vandaag 11 appels geplukt.'

Slide 11 - Diapositive

Toepassing
Waarom is het belangrijk om de Nederlandse spellingsregels voor cijfers en hoofdletters te kennen in het dagelijks leven?

Slide 12 - Diapositive

Samenvatting
Wat hebben we vandaag geleerd over de Nederlandse spellingregels voor cijfers en hoofdletters?

Slide 13 - Diapositive

Afsluiting
Hoe ga je de Nederlandse spellingsregels voor cijfers en hoofdletters toepassen in je dagelijks leven?

Slide 14 - Diapositive

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 15 - Question ouverte

Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 16 - Question ouverte

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 17 - Question ouverte