Thema 6 bs 5

• Biologie
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

 Ecologie basisstof 4

Leerdoel:

• Je weet wat abiotische en biotische factoren zijn
• Je weet wat populaties zijn
• Je weet wat een optimumkromme is

Populatie

Populatie is een groep individuen van dezelfde soort.

Een populatie kan groeien maar ook krimpen dit hangt af van de omstandigheden.

Bij de meest gunstige abiotische en biotische factoren spreken we van optimale omstandigheden.

Klimaat

Licht, tempratuur, lucht(wind) en water (neerslag) vormen samen het klimaat.

Elk organisme kan maar in bepaalde klimaten overleven. Ze hebben hiervoor een maximum en een minimum.

Temperatuur

Organisme hebben een minimale tempratuur nodig om te overleven en een maximale temepratuur. 

Tussen deze twee waardes zit het optium. Organisme vinden deze temepratuur het meest gunstigs en planten zich hier ook vaker voort.

dit kan je zien in optium kromme.

Rotsen

Een kaal stuk rots kan gaan verweren door wind, regen en vorst.

Verweren is het ontstaan van kleine scheurtjes en hierin kan mos groeien.

Van het mos kunnen organismes weer leven en zo ontstaat er nieuwe ecosysteem.

Pionier ecosysteem

Onbegroeid gebied raakt langzaam begroeid, ontstaan eerste ecosysteem dit noemen we een pionier ecosysteem.

Verschillende organisme is nog laag.

Humus

Na verloop van tijd sterft het mos en ontstaat er een ondergrond van humus.

Op de humus kunnen planten zich makkelijk hechten hoe meer humus hoe beter voor de planten.

Na verloop van tijd wordt de begroeiing dichter en ontstaat er meer schaduw (abiotisch). De schaduw is gunstig voor planten die van minder warme tempratuur houden zo kunnen nog meer planten overleven.

Climaxecosysteem

Na verloop van tijd zijn er veel planten en organisme op de grond komen te leven dit noemen we successie.

Wordt de successie doorgezet en ontstaat er een evenwicht tussen abiotische en biotische factoren spreken we van een climaxecosysteem.