5 Is er werk voor jou?

• Economie
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

Hoofdstuk 5

Is er werk voor jou?

Wat voor reden kun je hebben om te werken?

Wie maken de cao-afspraken?

1. Werknemers
2. Werkgevers
3. Vakbonden
4. Organisaties van werkgevers.

Voor wie geldt de cao?

1. Werknemers
2. Werkgevers
3. Werknemers + werkgevers
4. Vakbonden

Het aanbod van arbeid komt van

1. de werknemers.
2. de werkgevers.

De vraag van arbeid komt van

1. de werknemers.
2. de werkgevers.

Een baan zonder einddatum =

1. een deeltijdbaan
2. een voltijdbaan
3. een tijdelijke baan
4. een vaste baan

Het loon waar de inhoudingen al vanaf gehaald zijn =

1. Nettoloon = brutoloon - (loonbelasting + sociale premies)
2. Brutoloon = nettoloon - (loonbelasting + sociale premies)

Wat doet de overheid met de ontvangen sociale premies?

Dit is de enige ondernemingsvorm waarbij er miljoenen eigenaren kunnen zijn.

1. Eenmanszaak
2. Vennootschap onder firma
3. Naamloos vennootschap
4. Besloten vennootschap

Bij deze ondernemingsvorm ben je bij faillissement zowel privé als zakelijk aansprakelijk.

1. Eenmanszaak
2. Vennootschap onder firma
3. Naamloos vennootschap
4. Besloten vennootschap

Bij deze ondernemingsvorm zijn de eigenaren aandeelhouders.

1. Eenmanszaak
2. Vennootschap onder firma
3. Naamloos vennootschap
4. Besloten vennootschap

De aandelen van die bedrijf worden verkocht op de beurs.

1. Eenmanszaak
2. Vennootschap onder firma
3. Naamloos vennootschap
4. Besloten vennootschap

Deze meneer is werkzaam in ...

Deze meneer is werkzaam in de ...

1. Primaire sector
2. Secundaire sector
3. Tertiaire sector
4. Quartaire sector

Deze meneer is werkzaam in de ...

1. Primaire sector
2. Secundaire sector
3. Tertiaire sector
4. Quartaire sector

Deze mensen zijn werkzaam in de ...

1. Primaire sector
2. Secundaire sector
3. Tertiaire sector
4. Quartaire sector

Hoofdstuk 5

Is er werk voor jou?

Hoeveel regels moet je minimaal vrij laten op papier tussen de opdrachten

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4

Wat schrijf je links van de kantlijn van het uitwerkingen papier bij vraag 1

1. 1
2. Opdracht 1
3. Vraag 1
4. ????!!!!! Vraag 1

F I B A
Waarvoor staat de B

1. Berekenen
2. Beregenen
3. Benaderen
4. Belazeren

F I B A
Waarvoor staat de A

1. Geef antwoord in een zin. Rondt af en zet E of % tekens op de goede plaats.
2. Geef antwoord in een zin. Rondt af en zet E of % tekens op de goede plaats.
3. Geef antwoord in een zin. Rondt af en zet E of % tekens op de goede plaats.
4. Geef antwoord in een zin. Rondt af en zet E of % tekens op de goede plaats.

Jan heeft heeft 4.110 korrels meer dan vorig jaar. Dat is een groei van 3%. Hoeveel korrels had hij vorig jaar?

1. 3.987
2. 137.000
3. 4.233
4. 141.100

Welk cijfer haal je morgen?

0100

Welke vraag heb je nog over het proefwerk van morgen.