HA2: haben en sein

Kapitel 4
haben en sein
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Kapitel 4
haben en sein

Slide 1 - Diapositive

Doelen

Je kent het werkwoord haben
Je kunt de vormen van het werkwoord haben in zinnen toepassen
Je kent het werkwoord sein
Je kunt de vormen van het werkwoord sein in zinnen toepassen

Slide 2 - Diapositive

Werkwoord 
haben

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive





Ich




du




er,sie,es




wir




ihr




sie




Sie
habe
hast
hat
haben
habt
haben
haben

Slide 5 - Question de remorquage

Werkwoord 
sein

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

ich
du
sie
er
es
wir
ihr
sie
Sie
IK
U
ZIJ MV.
JULLIE
WIJ
HET
ZIJ EV.
HIJ
JIJ

Slide 8 - Question de remorquage

Het werkwoord sein
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
bin
bist
ist
sind
seid
sind

Slide 9 - Question de remorquage

even testen

Slide 10 - Diapositive

zij hebben
A
sie hat
B
er hat
C
sie haben
D
ihr habt

Slide 11 - Quiz

u bent
A
sie ist
B
Sie sind
C
Sie seid
D
sie seid

Slide 12 - Quiz

het is
A
er ist
B
sie ist
C
es ist
D
ihr seid

Slide 13 - Quiz

ik ben

Slide 14 - Question ouverte

wij zijn

Slide 15 - Question ouverte

jij hebt

Slide 16 - Question ouverte

jij bent

Slide 17 - Question ouverte

en nu in een zin

Slide 18 - Diapositive

(haben) Ich ....... zwei Brüder

Slide 19 - Question ouverte

(sein) ich .... 25 Jahre alt.

Slide 20 - Question ouverte

(sein) Mein Opa .... 60 Jahre alt

Slide 21 - Question ouverte

(haben) Er ..... einen Hund

Slide 22 - Question ouverte

(sein) Paris ... in Frankreich

Slide 23 - Question ouverte

(haben) Wir ..... Hunger

Slide 24 - Question ouverte

evaluatie

Slide 25 - Diapositive

Ik kan het rijtje van het werkwoord haben uit mijn hoofd opzeggen
A
ja
B
bijna
C
nee

Slide 26 - Quiz

Ik kan het werkwoord haben in een zin vervoegen
A
ja
B
bijna
C
nee

Slide 27 - Quiz

ik kan het rijtje van sein uit mijn hoofd opzeggen
A
ja
B
bijna
C
nee

Slide 28 - Quiz

Ik kan het werkwoord sein in een zin vervoegen
A
ja
B
bijna
C
nee

Slide 29 - Quiz

Wat heb je nog nodig om de werkwoorden te kunnen vervoegen?

Slide 30 - Question ouverte