§2.6 Skelet en leefwijze

§2.6 
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

§2.6 

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen

1. Ik weet het verschil tussen een gewerveld en een ongewerveld dier en ik kan het herkennen in een afbeelding;
2. Ik kan botten benoemen in een skelet anders dan dat van de mens;
3. Ik kan uitleggen hoe dieren met een exoskelet bewegen.

Slide 2 - Diapositive

Hoe herken je gewervelden?
A
Hebben 4 poten
B
Schubben als huid
C
Hebben een wervelkolom
D
Leven op het land

Slide 3 - Quiz

Gewervelden
A
Vissen, vogels, reptielen, amfibieën en zoogdieren
B
Vogels, reptielen, zoogdieren, amfibieën en insecten
C
Vissen, reptielen, insecten en sponzen
D
Geleedpotigen, vogels, vissen, zoogdieren en reptielen

Slide 4 - Quiz


Is dit dier
gewerveld?
A
Ja
B
Nee
C
Waaraan moet ik dat zien? (leg uit)

Slide 5 - Quiz

gewervelde dieren

                                                      Hebben allemaal hetzelfde bouwplan:
                                     schedel, wervelkolom, ribben,
                           bekken, schouderbladen,
                        voorpoten, achterpoten.

Slide 6 - Diapositive

Lesdoelen

1. Ik weet het verschil tussen een gewerveld en een ongewerveld dier en ik kan het herkennen in een afbeelding;
2. Ik kan botten benoemen in een skelet anders dan dat van de mens;
3. Ik kan uitleggen hoe dieren met een exoskelet bewegen.

Slide 7 - Diapositive

Lesdoelen

1. Ik weet het verschil tussen een gewerveld en een ongewerveld dier en ik kan het herkennen in een afbeelding;
2. Ik kan botten benoemen in een skelet anders dan dat van de mens;
3. Ik kan uitleggen hoe dieren met een exoskelet bewegen.

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Vidéo

Verschillende leefwijze --> 
verschillende vormen skelet

Gewervelden vaak nog zelfde 
(herkenbare) bouwplan

Slide 11 - Diapositive

Verschillende leefwijze --> verschillende vormen skelet
Gewervelden vaak nog zelfde (herkenbare) bouwplan

Slide 12 - Diapositive

Verschillende leefwijze --> verschillende vormen skelet
Gewervelden vaak nog zelfde (herkenbare) bouwplan

Slide 13 - Diapositive

Die vorm past bij de functie

Slide 14 - Diapositive

Hoe heet het
paarse bot?
A
ellepijp
B
spaakbeen
C
opperarmbeen
D
dijbeen

Slide 15 - Quiz

Hoe heet het bot
waar de pijl naar wijst?

Slide 16 - Question ouverte

Kijk naar de poten in
de afbeelding: wat kan
een topgander niet en
een teen- & zoolganger wel?
A
been buigen bij knie
B
onderbeen draaien t.o.v. bovenbeen
C
been draaien bij heup
D
geen idee, leg het even uit...

Slide 17 - Quiz

Lesdoelen

1. Ik weet het verschil tussen een gewerveld en een ongewerveld dier en ik kan het herkennen in een afbeelding;
2. Ik kan botten benoemen in een skelet anders dan dat van de mens;
3. Ik kan uitleggen hoe dieren met een exoskelet bewegen.

Slide 18 - Diapositive

Lesdoelen

1. Ik weet het verschil tussen een gewerveld en een ongewerveld dier en ik kan het herkennen in een afbeelding;
2. Ik kan botten benoemen in een skelet anders dan dat van de mens;
3. Ik kan uitleggen hoe dieren met een exoskelet bewegen.

Slide 19 - Diapositive

Stevigheid

Gewervelde dieren: inwendig skelet

Ongewervelde dieren: geen skelet
of een uitwendig skelet

Slide 20 - Diapositive

Uitwendig skelet
Weekdieren: schelpdieren en slakken 
maken een schelp of schaal van kalk.

Geleedpotigen (insecten en spinnen) 
hebben een skelet van chitine.
Chitine skelet groeit niet mee -> vervellen is nodig

Slide 21 - Diapositive

Bewegen: ook kennen bij dieren met exoskelet
Onthouden: 
ALLE spieren die samentrekken worden KORTER;
beweging is afhankelijk van waaraan 'getrokken' wordt!

Slide 22 - Diapositive

Onthouden: 
ALLE spieren die samentrekken 
worden KORTER;
beweging is afhankelijk van 
waaraan 'getrokken' wordt!

Slide 23 - Diapositive

Bewegen: ook kennen bij dieren met exoskelet

Slide 24 - Diapositive

Bewegen: ook kennen bij dieren met exoskelet

Slide 25 - Diapositive


Wat gebeurt er als de groene spier samentrekt?
A
Hij wordt korter + buigt daarmee het been
B
Hij wordt korter + strekt daarmee het been
C
Hij wordt langer + buigt daarmee het been
D
Hij wordt langer + strekt daarmee het been

Slide 26 - Quiz

Lesdoelen

1. Ik weet het verschil tussen een gewerveld en een ongewerveld dier en ik kan het herkennen in een afbeelding;
2. Ik kan botten benoemen in een skelet anders dan dat van de mens;
3. Ik kan uitleggen hoe dieren met een exoskelet bewegen.

PS. Opgave 22 boek 
antwoord uit antwoordenboek klopt niet
(kun je zelf uitvogelen wat het wel moet zijn?)

Slide 27 - Diapositive