Argumenteren

Even testen in 20 seconden: 
wel of geen standpunt?
1 / 43
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 43 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Even testen in 20 seconden: 
wel of geen standpunt?

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Lesdoelen

  • Je weet wat de termen standpunt, mening, stellingfeit, argument, tegenargument en weerlegging betekenen. 
  • Je weet wat de termen objectief en subjectief betekenen. 

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

feit en mening
Een informatieve tekst zoals een nieuwsbericht staat vol met feiten. Feiten kun je controleren. Je kunt controleren of ze waar zijn of niet. Als  een schrijver alleen maar feiten geeft, is hij objectief

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

feit of mening
In een betogende tekst geeft de schrijver zijn mening en onderbouwt die met argumenten. Hij wil overtuigen.  Meningen zijn subjectief. Dat wil zeggen: ze zijn niet controleerbaar, want het gaat om een persoonlijk oordeel. Met een mening kun je het eens of oneens zijn. 

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

verschil mening en stelling
een mening: Ik vind.......Ik ben voor.....ik ben het oneens met......
Ik ben tegen....Ik ben van mening dat......( Het is duidelijk dat JIJ iets vindt) 
een stelling: Daarbij laat je weg: ik vind.....en doe je net alsof het al beslist is. 

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

verschil mening en stelling
een mening: Ik vind het niet kunnen dat dieren in een dierentuin in gevangenschap moeten leven voor ons plezier. 
een stelling Dierentuinen moeten verboden worden. ( Een stelling is dus een vermomde mening, het lijkt al beslist.) 

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 8 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Standpunt, mening, argument, feit
  1. Een standpunt is iets wat jij vindt, gebaseerd op een persoonlijke mening (subjectief).
  2. Een argument gebruik je bij de onderbouwing van jouw standpunt en is de reden waaróm jij iets vindt.
  3. Een sterk argument is vaak gebaseerd op objectieve feiten, waarmee je kunt aantonen dat je geen onzin praat.

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Bijvoorbeeld...
  1. Particulier vuurwerk met Oud en Nieuw moet verboden worden... (standpunt)
  2. ..., want vuurwerk is gevaarlijk. (argument)
  3. Vuurwerk bevat verschillende explosieve en chemische stoffen. Er wordt veel vuurwerk tegelijkertijd afgestoken in een straat. Er zijn jaarlijks ....(getal) . doden en gewonden door vuurwerk. (feiten)

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Standpunten
  • prikkelende, stellige uitspraak
  • roept reacties op, je kunt erover discussiëren
  • er wordt vaak een wenselijke situatie in  aangegeven

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Moeten basisscholen wel of niet meer muzieklessen geven?
A
Standpunt
B
Geen standpunt

Slide 15 - Quiz

Geen standpunt, want het is een vraag. Als dit in een tekst staat, dan vertelt de schrijver niet zijn mening, maar stelt een vraag. (Tenzij hij/zij in de tekst zelf zijn/haar antwoord op deze vraag geeft, door te zeggen dat er bv. wél meer muzieklessen moeten komen).
Hoe maak je hier een standpunt van: Basisscholen moeten meer muzieklessen geven.
Slimme kinderen moeten een aparte school krijgen.
A
Standpunt
B
Geen standpunt

Slide 16 - Quiz

Wel een standpunt: er wordt een voorstel voor een toekomstige wenselijke situatie gegeven (ze MOETEN volgens de schrijver een aparte school krijgen, deze is er dus nog niet)
Steeds meer kinderen hebben tegenwoordig overgewicht.
A
Standpunt
B
Geen standpunt

Slide 17 - Quiz

Geen standpunt, maar een feit. Hierover valt niet te discussiëren, het is gewoon zo. Er wordt geen toekomstige wenselijke situatie beschreven.
De belasting op sigaretten moet nog verder omhoog.
A
Standpunt
B
Geen standpunt

Slide 18 - Quiz

Wel een standpunt: er wordt een voorstel voor een toekomstige wenselijke situatie gegeven (de belasting MOET volgens de schrijver omhoog)
Zou het niet beter zijn als de minister de zomervakantie met twee weken inkort?
A
Standpunt
B
Geen standpunt

Slide 19 - Quiz

Geen standpunt, maar een vraag (tenzij de schrijver zelf het antwoord op de vraag ook geeft in de tekst).
Hoe maak je hier een standpunt van:
Het zou beter zijn als de minister de zomervakantie met twee weken inkort.
De overheid zou het inzetten van jonge kinderen als influencer zo snel mogelijk moeten verbieden.
A
Standpunt
B
Geen standpunt

Slide 20 - Quiz

Wel een standpunt: er wordt een voorstel voor een toekomstige wenselijke situatie gegeven (er MOET volgens de schrijver een verbod op jonge influencers komen)
Samengevat in een filmpje...

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Sophie zit in jouw klas en lacht veel. Sophie is een vrolijk meisje.
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 22 - Quiz

Subjectief:
Informatie met een mening/waarde-oordeel, het kind kan ook uit ongemak of onzekerheid lachen

Slide 23 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Bedenk een argument bij...
"Telefoons moeten in de klas verboden worden."

Slide 24 - Question ouverte

Het gaat niet om medische zorg, maar om huishoudelijke en dagelijkse klussen, zoals schoonmaken, helpen wassen en aankleden, boodschappen, eten koken/geven, etc.
Bedenk een tegenargument bij dezelfde stelling

Slide 25 - Question ouverte

Het gaat niet om medische zorg, maar om huishoudelijke en dagelijkse klussen, zoals schoonmaken, helpen wassen en aankleden, boodschappen, eten koken/geven, etc.
Kun je ook één van de argumenten voor of tegen weerleggen?

Slide 26 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

WEERLEGGING/
ONTKRACHTING
STANDPUNT/
MENING
ARGUMENT
FEIT

Slide 27 - Question de remorquage

vraag studenten om uitleg te geven: wat houdt het begrip ook alweer in?
- argument: de reden waarom je iets vindt, met een duidelijke onderbouwing erbij
- weerlegging: reageer inhoudelijk op het argument van de tegenstander en leg uit waarom dat argument niet klopt of wel meevalt
- feit: controleerbaar, waar of niet waar, objectieve informatie
- standpunt: prikkelende uitspraak, jouw mening over een stelling, eens/oneens, voor/tegen....
Vuurwerk levert veel schade op en daarom moet het verboden worden.
Vuurwerk is niet gevaarlijk, maar sommigen gaan er niet goed mee om.
Er moet een verbod op particulier vuurwerk komen.
Afgelopen jaar vielen er bijna 400 gewonden door vuurwerk.
WEERLEGGING/
ONTKRACHTING
STANDPUNT/
MENING
ARGUMENT
FEIT

Slide 28 - Question de remorquage

vraag studenten om uitleg te geven: wat houdt het begrip ook alweer in?
- argument: de reden waarom je iets vindt, met een duidelijke onderbouwing erbij
- weerlegging: reageer inhoudelijk op het argument van de tegenstander en leg uit waarom dat argument niet klopt of wel meevalt
- feit: controleerbaar, waar of niet waar, objectieve informatie
- standpunt: prikkelende uitspraak, jouw mening over een stelling, eens/oneens, voor/tegen....
Bedenk in 10 seconden: 
zijn de volgende beschrijvingen objectief of subjectief?

Slide 29 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Robert heeft een blauwe trui aan.
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 30 - Quiz

Objectief: de blauwe kleur en het kledingstuk zijn controleerbaar voor iedereen
Arda heeft een mooiere tekening dan Sem.
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 31 - Quiz

Subjectief: het is jouw mening, wat jij mooi vindt, kan een ander minder mooi vinden
Uit onderzoek blijkt dat vrouwen gemiddeld langer leven dan mannen.
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 32 - Quiz

Objectief: het is de uitkomst van een wetenschappelijk onderzoek, hierover valt niet te twisten
Loes woont dichtbij de grens met Duitsland.
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 33 - Quiz

subjectief: jouw gevoel over de afstand tot de grens kan anders zijn dan dat van een ander. Wat is 'dichtbij'? Misschien vind jij iets dichtbij als het 5 minuten lopen is, terwijl een ander het nog dichtbij noemt, als het 20 minuten met de auto is. 
Kelsey is nu al voor de derde keer te laat.
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 34 - Quiz

Objectief, het aantal keren te laat is meetbaar en voor iedereen te controleren
De nieuwe update is geen verbetering, want ik kan functies niet meer vinden.
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 35 - Quiz

Subjectief, het is gebaseerd op jouw persoonlijke ervaring
Samengevat: wat is het verschil tussen objectief en subjectief?

Slide 36 - Question ouverte

- objectief: gebaseerd op meetbare en controleerbare feiten, waarneming is voor iedereen gelijk
- subjectief: gebaseerd op persoonlijke ervaring, mening, waarneming verschilt per persoon
(1)Je hebt griep, (2) je kunt maar beter in bed blijven vandaag.
A
(1) is mening
B
(1) is argument

Slide 37 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

(1) Ik zit vaak uren te lezen in de bibliotheek. (2)Het is een fijne plek om te zijn.
A
(1) is mening
B
(1) is argument

Slide 38 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

(1) Wonen in een boerengat lijkt me vreselijk saai. (2) Ze hebben er vast geen internet.
A
(1) is mening
B
(1) is argument

Slide 39 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

(1)Dieren kunnen hun natuurlijke gedrag in hun verblijf niet uitvoeren, (2)daarom moeten dierentuinen dicht.
A
(1) is mening
B
(1) is argument

Slide 40 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Even herhalen:
In een betogende tekst wil de schrijver je
A
informatie geven
B
overtuigen van zijn gelijk

Slide 41 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Een recensie is een voorbeeld van een ....
A
informatieve tekst
B
overtuigende tekst

Slide 42 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het verschil tussen overhalen en overtuigen?
A
er is geen verschil
B
overhalen= lezer moet iets doen = activeren

Slide 43 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions