Examentrainer H19

Examentrainer H19
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Examentrainer H19

Slide 1 - Diapositive

Opdracht 1
Lachspieren
Lachen doe je vaak als reactie op een grappige situatie of een grap. Maar ook door het lezen van woorden als ‘lachen’ en ‘grappig’ worden de lachspieren geprikkeld. Andersom blijkt dat spieren in de lachstand ervoor zorgen dat je een situatie eerder als grappig beoordeelt. Bij lachtherapie, met als doel stress te verminderen, wordt hiervan gebruikgemaakt.
De belangrijkste lachspier is de grote jukbeenspier Zygomaticus major
(zie afbeelding).

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Welke van deze spieren is de antagonist van de grote jukbeenspier?
A
de Zygomaticus minor
B
de Orbicularis oris
C
de Depressor anguli oris

Slide 4 - Quiz

Slide 5 - Diapositive

Trainingsopdracht 1: Beeldvorming
Omschrijf de term antagonist als het om spieren gaat.

Een antagonist is een strekkende spier die tegen de beweging door een agonist inwerkt.

Slide 6 - Diapositive

Trainingsopdracht 1: De informatie
Noteer welke beweging ontstaat bij samentrekking van de lachspier. Omschrijf de beweging van de antagonist.

De belangrijkste lachspier is de grote jukbeenspier Zygomaticus major (zie afbeelding 1). Bij contractie van deze spier wordt de mondhoek omhoog getrokken.

Slide 7 - Diapositive

Trainingsopdracht 1: Antwoord en controle

Slide 8 - Diapositive

Opdracht 2
Als je langdurig de slappe lach krijgt, kan er een zuurstoftekort ontstaan in de lachspieren. Dankzij de vorming van melkzuur kan ATP uit de glycolyse gebruikt worden door de spieren om, ondanks het zuurstoftekort, samen te trekken.

(2p) Welk proces maakt in deze situatie de vorming van ATP mogelijk?

Slide 9 - Diapositive

Als je langdurig de slappe lach krijgt, kan er een uurstoftekort ontstaan in de lachspieren. Dankzij de vorming van melkzuur kan ATP uit de glycolyse gebruikt worden door de spieren om, ondanks het zuurstoftekort, samen te trekken.

Welk proces maakt in deze situatie de vorming van ATP mogelijk?
A
Het tekort aan NAD+ wordt aangevuld door reductie van melkzuur.
B
Het tekort aan NAD+ wordt aangevuld door reductie van pyrodruivenzuur.
C
Het tekort aan NADH,H+ wordt aangevuld door oxidatie van melkzuur.
D
Het tekort aan NADH,H+ wordt aangevuld door oxidatie van pyrodruivenzuur

Slide 10 - Quiz

Trainingsopdracht 1: Beeldvorming
Noteer onder welke omstandigheden in spieren melkzuur (lactaat) ontstaat en noem het proces waarbij dit gebeurt.
Omschrijf wat er gebeurt bij oxidatie en bij reductie.

Melkzuur (lactaat) ontstaat onder anaerobe omstandigheden als vervolg van de glycolyse. Bij oxidatie gaat het om binden met zuurstof, afgifte van elektronen of afgifte van H+. Bij reductie gaat het om binden met H+, ontvangen van elektronen of afgifte van O (een zuurstofatoom).

Slide 11 - Diapositive

Trainingsopdracht 1: De informatie
Noteer de nummers van de Binastabellen. Omschrijf de rol van de stoffen die in de opgave genoemd worden.
Binas 68A en B
Melkzuur (lactaat): ontstaat in spiercellen onder anaerobe omstandigheden.
ATP is een energierijke stof die onder andere nodig is voor het samentrekken van de spieren.
NAD+: is nodig voor een goed verloop van de glycolyse.
NADH,H+: ontstaat tijdens de glycolyse.
Pyrodruivenzuur: ontstaat tijdens de glycolyse. In aerobe omstandigheden gaat pyrodruivenzuur de citroenzuurcyclus in. Onder anaerobe omstandigheden vindt een omzetting van pyrodruivenzuur naar melkzuur plaats.

Slide 12 - Diapositive

Trainingsopdracht 1: Antwoord en controle
Het gaat om een meerkeuzevraag. Bekijk de vier mogelijke antwoorden en vergelijk ze met de beeldvorming en de informatie.

B is juist.NAD+ is nodig voor de glycolyse. Reductie van pyrodruivenzuur vormt het terug uit NADH,H+. Dit gebeurt door de elektronenover te dragen aan pyrodruivenzuur.
A is onjuist. Melkzuur verlaat de spiercel, waarna afbraak in de lever volgt.
C is onjuist. Het gaat niet om een tekort aan NADH,H+, maar om een tekort aan NAD+.
D is onjuist. Het gaat niet om een tekort aan NADH,H+, maar om een tekort aan NAD+.

Slide 13 - Diapositive