Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 60 min
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Herhalen hoofdstuk 3
Jullie gaan eerst het vorige hoofdstuk herhalen door middel van vragen in deze LessonUp.
Slide 2 - Diapositive
Wat heb je nodig?
Je tekstboek + je brein.
Je mag alle vragen/ antwoorden opzoeken in je boek.
Bij alle open vragen staat een uitleg van het juiste antwoord.
Vragen stellen mag altijd (graag zelfs).
Maak dit serieus, aub.
Slide 3 - Diapositive
Wat is juist?
A
Voor WOI werd de Republiek van Weimar het Duitse Keizerrijk
B
Na WOI werd de republiek van Weimar het Duitse Keizerrijk
C
Voor WOI werd het Duitse Keizerrijk de Republiek van Weimar
D
Na WOI werd het Duitse Keizerrijk de Republiek van Weimar
Slide 4 - Quiz
Bekijk de afbeelding
Slide 5 - Diapositive
Wat zag je op de vorige dia?
Slide 6 - Question ouverte
Wat was GEEN bepaling uit het Verdrag van Versailles?
A
Duitsland moest kolonies afstaan
B
Duitsland moest herstelbetalingen doen
C
Duitsland moest officiële excuses maken
D
Duitsland mocht maar een klein leger hebben
Slide 7 - Quiz
Slide 8 - Diapositive
Wie zijn volgens de generaal 'de anderen' die schuldig zijn aan de Duitse nederlaag?
Slide 9 - Question ouverte
Slide 10 - Diapositive
Welk begrip past het beste bij de vorige afbeeldingen?
A
Economische crisis
B
Inflatie
C
Beurskrach
D
Dawesplan
Slide 11 - Quiz
Verklaar de hoge inflatie vanaf 1923 in Duitsland. Gebruik in je antwoord de woorden: herstelbetalingen, Frankrijk en het Ruhrgebied
Slide 12 - Question ouverte
Slide 13 - Diapositive
Gebruik bron 8. In 1923 is er een duidelijk productieverschil met de jaren daarvóór en erna. --> Geef één verklaring voor dit productieverschil --> Noem de naam van het Amerikaanse hulpprogramma waardoor de productie zich na 1923 kon herstellen.
Slide 14 - Question ouverte
Slide 15 - Diapositive
Leg met behulp van de vorige afbeelding het Dawesplan uit
Slide 16 - Question ouverte
Slide 17 - Diapositive
Verklaar de hoge stijging in het aantal werklozen in Amerika vanaf 1929.
Slide 18 - Question ouverte
Slide 19 - Diapositive
Welke twee begrippen passen bij de wet over de Hitlerjugend? Schrijf alleen de nummers op.
Slide 20 - Question ouverte
Welke uitspraak past bij de rassenleer van de nazi's?
A
Blond haar is een kenmerk van het Aziatische ras
B
Het Arische ras is zwak en achterlijk
C
Joden zijn onbetrouwbaar
D
Ras doet er niet toe, het gaat om de mens.
Slide 21 - Quiz
SA
SS
Gestapo
Beschermen van belangrijke partijleden
Politieke tegenstanders bang maken
Mensen met afwijkende ideeën oppakken
Slide 22 - Question de remorquage
Lees de gebeurtenissen hieronder. Maak de juiste combinaties van oorzaak en gevolg
Slide 23 - Diapositive
Beantwoord de vraag van de vorige dia. De juiste combinaties zijn:
Slide 24 - Question ouverte
Welk kenmerk hoort niet bij het nationaalsocialisme?
A
Antisemitisme
B
Democratie
C
Persoonsverheerlijking
D
Rassenleer
Slide 25 - Quiz
Slide 26 - Diapositive
De meest betrouwbare informatie: bron … (vul in: 1, 2 of 3), want … (geef een argument). Minder betrouwbare informatie: bron … (vul in: 1, 2 of 3), want … (geef een argument).
Slide 27 - Question ouverte
De postzegel is gemaakt om een gebeurtenis in 1923 te herdenken, die belangrijk was voor de nazi's. Welke gebeurtenis wordt herdacht?
Slide 28 - Question ouverte
De postzegel werd in 1935 gemaakt in opdracht van de regering. Noem een politiek argument waarom de regering de opdracht om deze postzegel te maken niet voor 1933 zal hebben gegeven.
Slide 29 - Question ouverte
Een bewering: de Kristallnacht (1938) was mede een gevolg van antisemitisme en rassenwetten. Leg uit dat de bewering juist is. Doe het zo: De Kristallnacht was mede een gevolg van antisemitisme en rassenwetten, want … (geef een uitleg in enkele zinnen; gebruik beide begrippen in een juiste onderlinge samenhang en betekenis).
Slide 30 - Question ouverte
Plaats hier een afbeelding van de leider van het fascistische Italië na 1922.
Slide 31 - Question ouverte
Lees het stukje over Hendrikus (Hendrik) Colijn in je tekstboek (bladzijde 81). Welk begrip hoort er bij zijn politiek?
A
Appeasementpolitiek
B
Nationaalsocialistische beweging
C
Aanpassingspolitiek
D
Planeconomie
Slide 32 - Quiz
Slide 33 - Vidéo
Het beeld over Stalin begint te veranderen in Rusland. Beetje apart, maar oke. Waar stond Stalin nog meer om bekend?
A
Vijfjarenplannen
B
De Grote Terreur
C
Planeconomie
D
Al deze begrippen passen bij Stalin
Slide 34 - Quiz
Kies een van de begrippen die bij Stalin past en werk deze hieronder uit. Stalinisme, collectivisatie, planeconomie, vijfjarenplannen, Grote Terreur, strafkampen, showproces, niet-aanvalsverdrag