Toetsvoorbereiding theorie MAVO

Toetsvoorbereiding MAVO
Mens en zorg
1 / 37
suivant
Slide 1: Diapositive
Zorg en WelzijnVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 3

Cette leçon contient 37 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 10 min

Éléments de cette leçon

Toetsvoorbereiding MAVO
Mens en zorg

Slide 1 - Diapositive

Persoonlijke verzorging / verpleging
Thuiszorg bestaat uit:

Persoonlijke verzorging = hulp bij o.a. het douchen, aan- en uitkleden, steunkousen aan- en uittrekken, naar de wc gaan, scheren, tanden poetsen. 

Verpleging = het geven van een injectie,  het verzorgen van een wond of 
het geven van zuurstof.  

Slide 2 - Diapositive

psychiatrische stoornis
Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ) – voorbeelden van psychische ziektebeelden:   
  • Angststoornis 
  • Depressie
  • Eetstoornis
  • Verslaving
  • Persoonlijkheidsstoornis

Slide 3 - Diapositive

Zorgdossier!!
Het zorgdossier bestaat uit: 
  • Algemene gegevens
  • Medische gegevens
  • Algemene beschrijving
  • Het zorgleefplan

Slide 4 - Diapositive

Zorgleefplan
Het zorgleefplan bevat afspraken over hoe de zorgvrager: 
  • verzorgd wil worden
  • zijn woonruimte wil inrichten 
  • welk eten en drinken hij lekker vindt
  • zijn dag wil invullen
  • welke hobby’s hij heeft
  • met welke mensen hij contact wil houden. 


Slide 5 - Diapositive

Empatisch
Empathie betekent, dat je je kunt verplaatsen in de gevoelens van een ander


Slide 6 - Diapositive

Normen en waarden
Normen staat voor wat je normaal vindt. 
  • je vindt het normaal dat je wacht totdat je aan de beurt bent

Waarden staat voor wat je waardevol oftewel belangrijk vindt.  
  • je vindt privacy belangrijk als je aan het douchen bent

Slide 7 - Diapositive

Verbaal en non-verbaal
Communiceren mét woorden noem je verbale communicatie.

Communiceren zonder woorden noem je non-verbale communicatie.

Slide 8 - Diapositive

Open en gesloten vragen
Open vragen: 
  • je krijgt veel informatie 
  • beginnen altijd met een vraagwoord, zoals wat, 
  •  wie, waar, welke, wanneer en hoe
  • Bijvoorbeeld: Wat ga je vanmiddag doen? Hoe voel je je? 

Gesloten vragen:
  • je krijgt enkel die informatie waarom je gevraagd hebt
  • je krijgt meestal alleen ja of nee als antwoord
  • Een gesloten vraag begint met een werkwoord
  • Bijvoorbeeld: Ga je mee naar de film? Wil je koffie? 

Slide 9 - Diapositive

Basiszorg
Persoonlijke verzorging = alles wat iemand kan doen om ervoor te zorgen dat het lichaam goed wordt verzorgd

  • Tandenpoetsen
  • Douchen 
  • Haren wassen
  • Nagels knippen
  • Het aantrekken van schone kleding


Slide 10 - Diapositive

Handen wassen / handen desinfecteren 

Hygiëne heeft betrekking op de zorgvrager, maar ook op jou als zorgverlener
Onder handhygiëne verstaan we:
  • handen wassen 
  • handen desinfecteren 
  • handen verzorgen

Slide 11 - Diapositive

Handen wassen / handen desinfecteren / goede handhygiëne


Richtlijnen handhygiëne:
  • Knip de nagels kort en houd ze schoon
  • Kunstnagels zijn niet toegestaan
  • Nagellak is niet toegestaan
  • Draag geen hand/arm sieraden 

Slide 12 - Diapositive

Waar houdt je rekening bij de intieme zorg

Privacy = een plek waar je je kunt terugtrekken en die je niet hoeft te delen met een ander. 

Intieme zone = minder dan 45 centimeter afstand tussen jou en de zorgvrager.

Slide 13 - Diapositive

Waar houdt je rekening bij de intieme zorg
Privacy - tips: 
  • Loop niet zomaar binnen bij de zorgvrager - wacht totdat de hij je daarvoor toestemming geeft
  • Geef de zorgvrager even tijd als hij op de toilet zit - ook al heeft hij je hulp nodig
  • Bij verdriet stoor de zorgvrager niet - hij wil misschien even alleen zijn

Slide 14 - Diapositive

Incontinentie 
Hulp bij het naar de toilet gaan

  • Incontinentie = Je kunt je urine en/of ontlasting niet meer ophouden

  • Incontinentiemateriaal = Een hulpmiddel dat de urine en ontlasting opvangt. Bijvoorbeeld (wegwerp) luiers of broekjes


Slide 15 - Diapositive

Eigenwaarde
Autonomie en zelfredzaamheid
  • Zelfredzaamheid = Als je voor jezelf kunt zorgen en jezelf kunt redden.
  • Autonomie = Als je onafhankelijk bent en zelf kunt bepalen hoe je je leven leidt.
  • Gevoel van eigenwaarde = Als je jezelf waardevol vindt, los van wat anderen ervan denken. 


Slide 16 - Diapositive

Verzorging van mensen met een motorische beperking



Contracturen = 
  • een niet normale stand van een gewricht of lichaamsdeel

MS (multiple sclerose) = 
  • een aandoening van het centrale zenuwstelsel 
  • stijve of zwakke spieren, spraakproblemen, stuurloze bewegingen

Spasticiteit = 
  • een aandoening waarbij sprake is van een verhoogde spierspanning 
  • te behandelen, maar niet te genezen

Slide 17 - Diapositive

Techniek en hulpmiddelen bij transfer

Transfer = het verplaatsen van een zorgvrager

Om pijnklachten te voorkomen: 
  • zorg dat je de transfer op juiste manier uitvoert
  • weet wát je doet en hóe je het doet
  • de zorgvrager moet zich veilig voelen en op jou vertrouwen 

Slide 18 - Diapositive

Techniek en hulpmiddelen bij transfer

Enkele tips bij het tillen en verplaatsen:
  • Leg uit wat je gaat doen 
  • Til alleen als het echt nodig is
  • Stimuleer de zorgvrager om ook zelf mee te helpen
  • Zet hulpmiddelen (rolstoel/rollator) op de rem

Slide 19 - Diapositive

Welke til- en transferhulpmiddelen ken je? 

Tillift: om de zorgvrager uit bed te helpen.
Hoog-laag bed: veilig in en uit bed komen van zorgvrager.
Sta-op stoel: voor de zorgvrager om mee op te staan.
Rolstoel: voor de zorgvrager om zich in te verplaatsen

Slide 20 - Diapositive

Tillift: om de zorgvrager uit bed te helpen.

1. Actieve tillift = 
  • ook Sta-lift genoemd
  • hulpmiddel om de zorgvrager, die niet meer goed kan lopen, naar het toilet te begeleiden 

Slide 21 - Diapositive

Tillift: om de zorgvrager uit bed te helpen.

2. Passieve tillift = 
  • de zorgvrager kan zichzelf niet verplaatsen en ook niet meer staan
  • tilt de zorgvrager helemaal op 

Slide 22 - Diapositive

5 regels van EHBO
  1. Let op gevaar
  2. Verplaats het slachtoffer bij gevaar
  3. Controleer het bewustzijn
  4. Controleer de ademhaling
  5. Handel bij levensbedreigend letsel en ziekte

Slide 23 - Diapositive

Kenmerken bewusteloosheid
  • Bij bewusteloosheid reageert het slachtoffer niet op aanspreken of aanraken.
  • Bij een bewusteloos slachtoffer zonder ademhaling gaat de borst niet op en neer, je hoort geen ademhaling en je ziet een blauwe kleur.

Slide 24 - Diapositive

Jij belt naar 112. Welke informatie geef je door aan de centralist?
  • Als je het alarmnummer belt wil de centralist een aantal zaken weten:
  • waar is het slachtoffer?
  • wat is er gebeurd?
  • is het slachtoffer aanspreekbaar?
  • is het veilig voor het slachtoffer en voor jezelf en omstanders?
  • op welk nummer kun je worden teruggebeld?
  • kan het slachtoffer zelf aan de telefoon komen?
  • ademt het slachtoffer?
  • zijn er ernstige bloedingen?

Slide 25 - Diapositive

Betadine en Sterilon is een ontsmettingsmiddel 

Slide 26 - Diapositive

Brandwonden
  • huid wordt letterlijk weggebrand
  • zeer ernstige verwondingen, soms met blijvende schade 

  • 10 minuten lauw water over de wond laten stromen.

Slide 27 - Diapositive

Hoe behandel je een bloedneus
  1. Laat het slachtoffer zitten met het hoofd in schrijfhouding.
  2. Laat het slachtoffer met de duim en wijsvinder de neusvleugels tegen het neustussenschot dichtknijpen.
  3. Hou dit 10 minuten vol.

Slide 28 - Diapositive

Snijwond / schaafwond

Slide 29 - Diapositive

Je legt iemand in de stabiele zijligging om de luchtweg open te houden.

Slide 30 - Diapositive

Kinderziektes / vaccineren 
Inenten: 
Een stof wordt in het lichaam gespoten, die ervoor zorgt dat je de infectieziekte niet krijgt 

Voorbeelden van infectieziekten zijn:
 - difterie
 - kinkhoest
 - tetanus
 - polio
 - (een vorm van) hersenvliesontsteking
 - bof
 - mazelen

 - rode hond

Slide 31 - Diapositive

Verspreiding griep
De griep of influenza:
  • een ziekte waarbij de luchtwegen geïnfecteerd zijn
  • treedt op in de winter en vroeg in het voorjaar
  • incubatietijd is één tot vier dagen

Om verspreiding tegen te gaan kan je:
  • Hand voor je mond wanneer je hoest.
  • Papieren zakdoekjes na één keer weggooien




Slide 32 - Diapositive

Hartaanval
  • Erg vermoeid
  • Benauwdheid 
  • Pijn op de borst heeft. 


  • Je belt direct met de huisarts en bespreekt de klachten. 

Slide 33 - Diapositive

Ziek zijn en behandeling hoofdstuk 9
  • Hart en vaatziekten
  • Voedselvergiftiging
  • Dementie
  • Griep
  • Astma
  • Kanker
  • COPD

*Is de ziekte te genezen?

Slide 34 - Diapositive

Medicijnen / recept
Enkele voorwaarden recept:
  • Naam en geboorte datum van de zorgvrager
  • Naam van het medicijn
  • Dosering
  • Wijze van toepassing
  • Tijdstip van toediening
  • Omstandigheid voor inname; bijvoorbeeld bij misselijkheid
  • Bijzondere risico’s 

Slide 35 - Diapositive

Medicijnen / recept / voedingssupplementen 

Voedingssupplement
  • Een voedingssupplement is een voedingsmiddel dat een aanvulling is op de normale voeding. 

Slide 36 - Diapositive

Kijk nog eens naar de lessenup van hoofdstuk 10 voor vragen met betrekking tot hoofdstuk 10!

Slide 37 - Diapositive