1. de student heeft kennis opgedaan van minimaal 3 verschillende technologische hulpmiddelen die kunnen worden ingezet in de thuissituatie om de zelfredzaamheid te bevorderen.
2. de student kan gegevens verzamelen die nodig zijn om de hulpvraag van de cliënt in beeld te krijgen.
3. de student kan hulpmiddelen kiezen die aansluiten bij de wensen, behoeften en mogelijkheden van de cliënt.