2M - week 50-2

2M - week 50-2
- Finish 3.4+3.5
- Blastball

1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

2M - week 50-2
- Finish 3.4+3.5
- Blastball

Slide 1 - Diapositive

I can jump over that fence.
I can't speak French

I could jump over that fence when I was young.
Could I play that guitar for a second?

Esther's hurt her arm. She isn't able to write very well.

You aren't allowed to eat in this classroom.

Slide 2 - Diapositive

Betekent 'kunnen' of 'in staat zijn'. Je kunt het in alle werkwoordstijden gebruiken.
Betekent 'mogen' of 'toestemming krijgen'. Je kunt het in alle werkwoordstijden gebruken.
Betekent 'kunnen', 'mogen' of 'mogelijk zijn'. Je kunt het alleen gebruiken in de present simple.
Kun je gebruiken in de betekenis 'zou kunnen' / 'zou mgen'. Of in de verleden tijd, met als betekenis 'konden' / 'mochten'
can
could
to be able to
to be allowed to

Slide 3 - Question de remorquage

Can
isn't able to
couldn't
are allowed to
could
be able to
be allowed to
could

Slide 4 - Question de remorquage

Finish 
weektaak 3.4+3.5
timer
10:00

Slide 5 - Diapositive

Can, could, to be able to, to be allowed to
Gebruik je om aan te geven dat iets kan of mag.

Ik ga ze 1 voor 1 behandelen, korte aantekening per onderdeel.
Zorg dat je een aantekening maakt!

Slide 6 - Diapositive

Can: When & How to use?
betekent 'kunnen
Ex: Can you open this jar? --> Kun je deze pot openen?
OF 
betekent 'mogen'
Ex: You can't borrow my coat. --> Je mag mijn jas niet lenen

LET OP! Je gebruikt 'can' alleen in de Present Simple

Slide 7 - Diapositive

Could: When & How to use?
betekent 'zou kunnen'
Ex: It could be a problem --> Het zou een probleem kunnen zijn.
OF
betekent 'verleden tijd van can'
Ex: I couldn't finish it. --> Ik kon het niet afmaken

Slide 8 - Diapositive

Could: When & How to use?
betekent 'beleefd vragen om hulp/toestemming'
Ex: Could you open the window? --> Zou je het raam kunnen openen?



Slide 9 - Diapositive

To be able to: When & How to use?
betekent 'kunnen/in staat zijn'
Ex: He isn't able to write, he broke his arm. --> Hij is niet in staat om te schrijven, hij heeft zijn arm gebroken.




Slide 10 - Diapositive

To be allowed to: When & How to use?
betekent 'mogen/toestemming hebben'
Ex: Are you allowed to stay up late? --> Mag jij tot laat opblijven?




Slide 11 - Diapositive