les 3 - 3.5

• Wiskunde
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

Plattegrond

Welkom

Wat moet je pakken?

Etui

Boek op blz. 175

Schrift 

Agenda

'Startopdracht' 

Spullen pakken.

Welkom

Wat gaan we vandaag doen?

 

Huiswerk

Leerdoel

Uitleg

Aan de slag 

LessonUp

Huiswerk

Agenda:

Vrijdag 16 februari: 

opdracht 48 t/m 51 maken en nakijken van 3.5 op blz. 175

Wat ga je leren?

3. Je kunt rekenen met uitdrukkingen waar letters in voorkomen.

letters

knikkers = 4 + 6  z

⋅

letters

knikkers = 4 + 6  z

knikkers = 4 + 6z                    

  

   laten we weg tussen een letter en getal.

⋅

⋅

letters

4 + 6z =                    z = 3

letters

4 + 6z =                    z = 3

4 + 6  3

⋅

letters

4 + 6z =                    z = 3

4 + 6  3 =

⋅

letters

4 + 6z =                    z = 3

4 + 6  3 =

Als we een getal invullen, dan komt de   weer terug.

⋅

⋅

letters

4 + 6z =                    z = 3

4 + 6  3 =

Je mag geen rekenmachine gebruiken.

⋅

letters

4 + 6z =                    z = 3

4 + 6  3 =

4 + 18 =

Je mag geen rekenmachine gebruiken.

⋅

letters

4 + 6u =                    u = 3

4 + 6  3 =

4 + 18 = 22

Je mag geen rekenmachine gebruiken.

⋅

letters

d + 4 =                       d = -3

Je mag geen rekenmachine gebruiken.

letters

d + 4 =                       d = -3

-3 + 4 =

Je mag geen rekenmachine gebruiken.

letters

d + 4 =                       d = -3

-3 + 4 = 1

Je mag geen rekenmachine gebruiken.

letters

                        b = 5

Je mag geen rekenmachine gebruiken.

​b−2​​3b​​=

letters

                        b = 5                             3b = 3  5

Je mag geen rekenmachine gebruiken.

​b−2​​3b​​=

​b−2​​3⋅5​​=

⋅

letters

                        b = 5

Je mag geen rekenmachine gebruiken.

​b−2​​3b​​=

​5−2​​3⋅5​​=

letters

                        b = 5

Je mag geen rekenmachine gebruiken.

​b−2​​3b​​=

​5−2​​3⋅5​​=​[?]​​15​​

letters

                        b = 5

Je mag geen rekenmachine gebruiken.

​b−2​​3b​​=

​5−2​​3⋅5​​=​3​​15​​

letters

                        b = 5

Je mag geen rekenmachine gebruiken.

​b−2​​3b​​=

​5−2​​3⋅5​​=​3​​15​​=5

Aan de slag

Wat?    opdracht 48 t/m 51 op blz. 175

Hoe?    fluisteren

Hulp?   overleg of steek je vinger op

Tijd?     ... minuten

Klaar?  nakijken -> opdr. 47 maken -> nakijken

+ 18 t/m 22  op blz. 15

Aan de slag

Wat?    opdracht 48 t/m 51 op blz. 175

Hoe?    stil

Hulp?   steek je vinger op

Tijd?     5 minuten

Klaar?  nakijken -> opdr. 47 maken -> nakijken

+ 18 t/m 22  op blz. 15

Wat is het vaste bedrag?
kosten = 2 + 7u

Wat is het bedrag per uur?
kosten = 2 + 7u

Hoeveel kost het als je 4 uur werkt?
kosten = 2 + 7u

18 : j
j = 3

4u + 7
u = 6

-4 + (f - 2) * 3
f = 5

w = 11

​w−4​​10+w​​

Bedenk zelf een vraag over deze paragraaf.

Wat heb je vandaag geleerd?

Wat vond je van deze paragraaf?

Moeilijk

Beetje moeilijk

Beetje makkelijk

Makkelijk

Wat vond je van deze les?

😒🙁😐🙂😃