homoniemen, synoniemen, understatement en hyperbool

Homoniemen
1 / 54
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 54 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Homoniemen

Slide 1 - Diapositive

DOEL
Je weet wat homoniemen zijn en kunt voorbeelden geven. 
Je kunt de juiste betekenis van een woord uit een tekst halen. 

Slide 2 - Diapositive

Woorden met meerdere betekenissen

Slide 3 - Diapositive

Geef drie voorbeelden van homoniemen.

Slide 4 - Question ouverte

HOMONIEMEN
 woorden met meerdere betekenissen noemen we 'homoniemen'

Slide 5 - Diapositive

HOMONIEMEN - voorbeelden


bank = een zitmeubel - je brengt er je geld naar toe

arm = lichaamsdeel - niet rijk

kater = dier - heb je als je de vorige dag teveel gedronken hebt

koper = iemand die iets koopt - metaalsoort

kussen = hoofdkussen - zoenen

Slide 6 - Diapositive

LET OP!
Verwar ze niet met homofonen.
Deze klinken hetzelfde maar ze betekenen wat anders. 
wij- wei
zei- zij
ligt- licht

Slide 7 - Diapositive

Homoniem of niet?
pad
A
Ja
B
Nee

Slide 8 - Quiz

Homoniem of niet?
water
A
Ja
B
Nee

Slide 9 - Quiz

Homoniem of niet?
kaas
A
Ja
B
Nee

Slide 10 - Quiz



Bekijk het fragment uit het

Van Dale-woordenboek

Slide 11 - Diapositive

Wat betekent:
Hopelijk kun je het passen, want ik heb geen wisselgeld.

_______
A
zo voegen of schikken als je dat wenst
B
nauwkeurig acht slaan
C
op zijn plaats zijn = betamen, voegen
D
het geld precies afpassen; niet te veel en niet te weinig

Slide 12 - Quiz

Wat betekent:
'Moet ik alweer stofzuigen? Daar pas ik voor!', zei Silke boos.

____
A
op de juiste maat afmeten
B
zo voegen of schikken als je dat wenst: iets niet willen doen
C
zo voegen of schikken als je dat wenst: je beurt voorbij laten gaan
D
niet buiten het kader vallen

Slide 13 - Quiz

Wat betekent:
Het is jouw beurt, ik laat mijn beurt voorbij gaan, dus ik pas.

____
A
op de juiste maat afmeten
B
zo voegen of schikken als je dat wenst: iets niet willen doen
C
zo voegen of schikken als je dat wenst: je beurt voorbij laten gaan
D
niet buiten het kader vallen

Slide 14 - Quiz

Wat betekent:
'Johan, pass de bal naar Willem', riep de coach vanaf de zijlijn.
_____
A
op de juiste maat afmeten
B
de vereiste maat hebben
C
niet buiten het kader vallen
D
een bal spelen naar een teamgenoot

Slide 15 - Quiz

Wat betekent:
Dit dopje past niet op de fles.
_____
A
op de juiste maat afmeten
B
kijken of het de vereiste maat heeft
C
niet buiten het kader vallen
D
geschikt zijn: goed passen bij een goede combinatie vormen met

Slide 16 - Quiz

Wat betekent:
De toekomstige bruidegom past zijn trouwpak in de paskamer.
A
op de juiste maat afmeten
B
kijken of het de vereiste maat heeft
C
niet buiten het kader vallen
D
geschikt zijn: goed passen bij een goede combinatie vormen met

Slide 17 - Quiz

OPDRACHT
In de volgende slides lees je steeds twee woorden . 
Ze horen bij een ander woord. 

Bijvoorbeeld: Welk woord past hierbij?
lichaamsdeel - berooid

Antwoord: arm

Slide 18 - Diapositive

Welk woord past hier bij?

zitmeubel - geldinstelling

Slide 19 - Question ouverte

Welk woord past hier bij?

koning - vrieskou

Slide 20 - Question ouverte

Welk woord past hier bij?

metaal - iemand die iets koopt

Slide 21 - Question ouverte

Welk woord past hier bij?

hoofdsteun - zoenen

Slide 22 - Question ouverte

DOEL
Je weet wat homoniemen zijn en kunt voorbeelden geven. 
Je kunt de juiste betekenis van een woord uit een tekst halen. 

Slide 23 - Diapositive

Synoniemen

Slide 24 - Diapositive

Doel van de les
Ik weet wat synoniemen zijn en kan hier voorbeelden van geven. 
Ik kan synoniemen herkennen in een tekst. 

Slide 25 - Diapositive

Synoniemen
Sommige woorden hebben dezelfde betekenis. Bijvoorbeeld de woorden juist en correct. Dat soort woorden noem je synoniemen.

Als twee woorden synoniemen van elkaar zijn, kun je ze door elkaar vervangen.
Dat antwoord is correct. = Dat antwoord is juist.
Sommige woorden hebben meer dan één synoniem.
Zo betekent 'goed' hetzelfde als 'juist' en 'correct'.

Slide 26 - Diapositive

synoniemen
woorden die hetzelfde betekenen, noem je synoniemen.
Bijvoorbeeld:
smerig - vies
snel - vlug
eenvoudig - makkelijk

Slide 27 - Diapositive

Sleep het juiste synoniem 
naar de woorden in de eerste rij.
begrijpen
blessure
eenvoudig
gemakkelijk
snappen
verwonding

Slide 28 - Question de remorquage

Sleep het juiste synoniem 
naar de woorden in de eerste rij.
nogal
opdracht
twijfelen
aarzelen
tamelijk
taak

Slide 29 - Question de remorquage

Raad het goede synoniem van het woord
nuttigen
e
m
e
k
o
t
i
n
z
b

Slide 30 - Question de remorquage

Raad het goede synoniem van het woord
rangschikken
r                              e      n
h
e
p
d
t
i
n
o
a

Slide 31 - Question de remorquage

Raad het goede synoniem van het woord
vaat
f                      a
w
e
s
l
n
u
m
a
o

Slide 32 - Question de remorquage

Wat is het synoniem van het onderstreepte woord?
Tim kan erg kwaad worden, maar meestal blijft hij niet lang boos.

Slide 33 - Question ouverte

Wat is het synoniem van het onderstreepte woord?
Bij die opdracht moet je de uitkomst noteren en ook de berekening opschrijven.

Slide 34 - Question ouverte

Wat is het synoniem van het onderstreepte woord?
De entree is aan de voorkant en aan de achterkant is ook een ingang.

Slide 35 - Question ouverte

Wat is het synoniem van het onderstreepte woord?
We hebben amper geluisterd, maar je kon Sjors ook nauwelijks verstaan.

Slide 36 - Question ouverte

Wat is het synoniem van het onderstreepte woord?
De vorige keer moest Karim afrekenen, wie gaat er vandaag betalen?

Slide 37 - Question ouverte

En de winnaar is......
De sportverslaggevers

Slide 38 - Diapositive

Slide 39 - Vidéo

Doel van de les
Ik weet wat synoniemen zijn en kan hier voorbeelden van geven. 
Ik kan synoniemen herkennen in een tekst. 

Slide 40 - Diapositive

Doel
Ik weet een understatement is  en kan voorbeelden geven. 
Ik kan een understatement herkennen in een tekst. 

Slide 41 - Diapositive

Stijlfiguren: understatement

Als je iets afzwakt, gebruik je een  understatement. Je zegt dat iets minder mooi, groot of belangrijk is dan in werkelijkheid.


Je zegt: 'Zij heeft wel een paar centen';

Je bedoelt: 'Zij is rijk'.

Slide 42 - Diapositive

Stijlfiguren: Overdrijving
(hyperbool)
Bij een overdrijving wordt iets op een overdreven manier uitgedrukt.
Een overdrijving wordt ook wel een hyperbool genoemd.

Je zegt: 'Hij heeft dat al 10.000 keer gezegd';
Je bedoelt dat hij dat al meerdere malen heeft gezegd.

Slide 43 - Diapositive

Ik sta hier al eeuwen op te wachten
A
Overdrijving
B
Understatement

Slide 44 - Quiz

Moet ik het nu VOOR DE DUIZENDSTE KEER zeggen? Deur achter je dicht!
A
overdrijving
B
understatement

Slide 45 - Quiz

De verdediger schoot de strafschop HUIZENHOOG over.
A
overdrijving
B
understatement

Slide 46 - Quiz

Die poolreizigers zullen het wel FRISJES hebben.
A
overdrijving
B
understatement

Slide 47 - Quiz

Ik WORD KNETTERGEK van je gezeur.
A
overdrijving
B
understatement

Slide 48 - Quiz

De bewoners waren ONAANGENAAM VERRAST door de rellen in de wijk.
A
overdrijving
B
understatement

Slide 49 - Quiz

Doel
Ik weet een understatement is  en kan voorbeelden geven. 
Ik kan een understatement herkennen in een tekst. 

Slide 50 - Diapositive

'Ik heb EEN MAZZELTJE gehad', zei de winnaar van de jackpot.
A
overdrijving
B
understatement

Slide 51 - Quiz

Willem-Alexander heeft best een mooi stulpje in Griekenland.
A
Overdrijving
B
Understatement

Slide 52 - Quiz

Die muziek is niet echt mijn smaak.
A
overdrijving
B
understatement

Slide 53 - Quiz

Tegen een laatkomer: Je bent weer lekker op tijd.
A
Overdrijving
B
Understatement
C
Ironie

Slide 54 - Quiz