§2.6 Bevolkingsspreiding in Nederland en Duitsland

• Aardrijkskunde
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 4

§2.6 Bevolkingsspreiding in Nederland en Duitsland

Leerdoelen

• Je kunt de bevolkingsspreiding in Nederland en Duitsland vanaf 1950 beschrijven en verklaren 

• Je kunt verklaren waarom de bevolkingsspreiding in Nederland en Duitsland vanaf 1950 verschillend ontwikkelde
• Je kunt verklaren waarom in stedelijke gebieden meer voorzieningen zijn dan in landelijke gebieden

Bevolkingsspreiding

De manier waarop de bevolking over een bepaald gebied is verdeeld.

• Waar wonen de meeste mensen? 
• Welke conclusie kan je trekken?

In welk deel van Nederland is de bevolkingsdichtheid het hoogst?

1. noorden
2. oosten
3. westen
4. zuiden

Bevolkingsdichtheid

gemiddeld aantal mensen per KM2. 

Hoe bereken je dat?

In welk deel van Duitsland is de bevolkingsdichtheid het hoogst?

1. noorden
2. oosten
3. westen
4. zuiden

 verzorgingsgebied

verzorgingsgebied = het gebied waar mensen vandaan komen om van een voorziening gebruik te maken 

Het verzorgingsgebied van een stad is groter dan dat van een dorp.

 drempelwaarde

Reikwijdte = maximale afstand die klanten willen afleggen voor een voorziening

Drempelwaarde = minimum aantal klanten dat een voorziening nodig heeft. 

Door bevolkingskrimp verdwijnen voorzieningen met een lage drempelwaarde van het platteland. 

Lage drempelwaarde

• bakker
• buurtsuper
• basisschool

Hoge drempelwaarde

• museum
• ziekenhuis
• concertzaal
  
  

Welke voorziening heeft de grootste drempelwaarde?

1. De lokale supermarkt
2. De bioscoop
3. De Johan Cruijff ArenA
4. De Primark

De drempelwaarde van een tandarts is hoger dan een huisarts

1. Juist
2. Onjuist

Welke voorzieningen kunnen de drempelwaarde in een dorp wel halen?

1. bakker
2. ziekenhuis
3. juwelier
4. frietzaak

Aan het werk

• Lees § 2.6 door!
  
• Check eerst of je alles begrijpt!
• Maak §2.6 vraag 1 t/m 7

de maximale afstand die mensen willen afleggen om gebruik te maken van een voorziening noem je...

1. verzorgingsgebied
2. drempelwaarde
3. reikwijdte

Het minimale aantal klanten dat een voorziening nodig heeft om te kunnen bestaan noem je...

1. verzorgingsgebied
2. drempelwaarde
3. reikwijdte

Het gebied waar de klanten vandaan komen noem je

1. verzorgingsgebied
2. reikwijdte
3. drempelwaarde