Les 4.2 Spanningsbronnen

Les 4.2 Spanningsbronnen
1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Les 4.2 Spanningsbronnen

Slide 1 - Diapositive

Planning
  • Nakijken opgaven 2, 4 t/m 8 (blz 127)
  • Les 4.2 Spanningsbronnen
  • Maken opgaven
  • Nakijken opgaven

Slide 2 - Diapositive

Nakijken: 2, 4 t/m 8 (blz 127)

Slide 3 - Diapositive

2
  • Koper = geleider
  • Rubber = isolator
  • Glas = isolator
  • Staal = geleider 
  • Koolstof = geleider
  • Plastic = isolator

Slide 4 - Diapositive

4
  • a) als je de draad raakt, wordt de stroomkring gesloten en krijgt het belletje elektrische energie en gaat het rinkelen. 
  • b) -

Slide 5 - Diapositive

4
  • a) als je de draad raakt, wordt de stroomkring gesloten en krijgt het belletje elektrische energie en gaat het rinkelen. 
  • b) -

Slide 6 - Diapositive

5
  • a) Als je het koperen binnenste aanraakt, kun je een schok krijgen.
  • b) Het materiaal moet stroom niet geleiden/ het materiaal moet een isolator zijn. 
  • c) Koper en aluminium zijn geleiders, je kunt dus nog steeds een schok krijgen.

Slide 7 - Diapositive

6
  • Stroommeter a: 0,028 A
  • Stroommeter b: 1,1 A
  • Stroommeter c: 0,37 A

Slide 8 - Diapositive

6
  • Stroommeter a: 0,028 A
  • Stroommeter b: 1,1 A
  • Stroommeter c: 0,37 A

Slide 9 - Diapositive

7
  • a) 2,3 A
  • b) B

Slide 10 - Diapositive

8

  • a) 0,037 A
  • b) 0,452 A
  • c) 250 mA
  • d) 32 A
  • e) 0,003 A


  • f) 0,950 A
  • g) 72 mA
  • h) 8 mA
  • i) 1,282 A
  • j) 125 mA

Slide 11 - Diapositive

Spanningsbronnen

Slide 12 - Diapositive

Wat is een voorbeeld van een spanningbron?
A
Lampje
B
Accu's
C
Schakelaar
D
Stroomdraad

Slide 13 - Quiz

  • Spanningsmeter/voltmeter: kun je meten wat de spanning is.
Spanning:
  • De eenheid is volt (V)
  • Spanning meet je tussen de pluspool en de minpool (van de batterij)

Slide 14 - Diapositive

De spanning
Noteer de eenheid van de spanning
A
Volt
B
Ampère
C
Ohm
D
Watt

Slide 15 - Quiz

Hoe meet je spanning?
A
Met een spanningsmeter
B
Met een multimeter
C
Met een thermometer
D
Met een stroommeter

Slide 16 - Quiz

Wat is de spanning?
A
2,1 V
B
10,5 V
C
21 V

Slide 17 - Quiz

De spanning is....
A
1,2 V
B
7 V
C
6 V
D
12 V

Slide 18 - Quiz

Energie vervoeren
  • Elektrische stroom vervoert elektrische energie

  • Hoeveel elektrische energie er wordt vervoerd, hangt af van de stroomsterkte én van de spanning.

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Vidéo

De juiste spanning
Fietslampje ontworpen voor spanning van 6 volt.
  • Als je het lampje op 1,5 volt aansluit, brandt het heel zwak.
  • Als je het lampje op 12 volt aansluit, brandt het door (kapot).

Slide 21 - Diapositive

De juiste spanning
  • Vaak heb je meer dan één batterij nodig om aan de juiste spanningen te komen.
  • Bijvoorbeeld twee staafbatterijen van 1,5 volt.
  • Je moet de batterijen in serie schakelen.

Als je batterijen in serie schakelt, mag je hun spanningen bij elkaar optellen.

Twee batterijen van 1,5 volt, hebben samen een spanning van 3,0 volt.


Slide 22 - Diapositive

Netspanning
  • Netspanning: de stopcontacten in je huis is 230 V


Slide 23 - Diapositive

Wat is de spanning?

A
0V
B
6V
C
18V
D
36V

Slide 24 - Quiz

Wat is de spanning over een stopcontact?
A
230 U
B
230 P
C
230 V
D
230 A

Slide 25 - Quiz

De spanning van de batterij is 10 V. Wat is de spanning over lamp A?
A
Minder dan 10 V
B
Meer dan 10 V
C
10 V
D
Dat kun je niet weten

Slide 26 - Quiz

Maken: 5 t/m 8
(blz 134)
timer
15:00

Slide 27 - Diapositive

5
  • a) 2,7 V
  • b) 18 V
  • c) 4 V

Slide 28 - Diapositive

6
  • a) Je kunt ermee werken op plaatsen waar geen stopcontact in de buurt is. Ook heb je bij het werken geen last van het snoer.
  • b) Na een tijdje gaat hij minder goed werken, omdat de accu leeg raakt. Je moet de accu weer opladen en kunt daarna pas verder werken. Een snoerloze boormachine is minder krachtig.

Slide 29 - Diapositive

7
  • a) Stijn moet de pluspool van de ene batterij tegen de minpool van de volgende batterij leggen. In de figuur is dat voor vier batterijen getekend.

Slide 30 - Diapositive

7
  • b) 9 : 1,2 = 7,5. Je hebt dus 7,5 batterijen nodig, maar halve batterijen bestaan niet.
  • c) B

Slide 31 - Diapositive

8
  • a) Omdat dit plaatje de stroom van de minpool van de bovenste batterij door moet leiden naar de pluspool van de onderste batterij.
  • b) De veer is ook gemaakt van een geleidend materiaal. De veer moet de stroom doorleiden naar het contact buiten de batterijhouder.

Slide 32 - Diapositive

8
  • c) De batterijen zijn dan in serie geschakeld. De plus van de ene batterij zit dan tegen de min van de volgende batterij.
  • d) Als je batterijen in serie schakelt, mag je hun spanningen bij elkaar optellen. Bij de personenweegschaal zijn vier batterijen van 1,5 V in serie geschakeld. De batterijen leveren samen dus 4 × 1,5 = 6 V.

Slide 33 - Diapositive