4.2 Hoe werkt de arbeidsmarkt?

Hoofdstuk 4: Werkt dat zo?
Paragraaf 2: Hoe werkt de arbeidsmarkt?
Hoofdstuk 4
Paragraaf 1
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Hoofdstuk 4: Werkt dat zo?
Paragraaf 2: Hoe werkt de arbeidsmarkt?
Hoofdstuk 4
Paragraaf 1

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
Aan het einde van deze les kun je uitleggen:



  • wat de arbeidsmarkt is
  • waarom er meer of minder werk kan zijn
  • welke redenen er zijn dat mensen werken
LEERDOELEN

Slide 2 - Diapositive

timer
1:00
Vul de juiste woorden in.

Afspraken tussen een werknemer en een werkgever staan in de                           . Staat hier een einddatum in, dan gaat het om een                            baan. Staat er geen einddatum in, dan is het een                               baan. Er zijn ook mensen die werken via het uitzendbureau of met een oproepcontract, zij hebben een                           baan.

arbeidsovereenkomst
tijdelijke baan
vaste baan
flexibele baan

Slide 3 - Question de remorquage


Beantwoord de volgende drie vragen

1. welke beroepen verdwijnen volgens het artikel?


Slide 4 - Question ouverte


Beantwoord de volgende drie vragen

2. Verwijst er door het gebruik van robots vooral geschoold of ongeschoold werk?
 

Slide 5 - Question ouverte


Beantwoord de volgende drie vragen


3. Bedenk wat jij later wilt worden? Kan dit werk makkelijk overgenomen worden of juist niet?

Slide 6 - Question ouverte

de arbeidsmarkt - aanbod
Het aanbod van arbeid is hetzelfde als de beroepsbevolking.

Aanbod van arbeid = mensen die zich aanbieden om te werken

Dat is iedereen van 15 jaar tot de pensioenleeftijd die wil werken.

De beroepsbevolking bestaat uit de werkzame beroepsbevolking en de werkloze beroepsbevolking











Slide 7 - Diapositive

De arbeidsmarkt - vraag
De vraag naar arbeid komt van de werkgevers. ​



De vraag naar arbeid is hetzelfde als de werkgelegenheid: alle arbeidsplaatsen bij bedrijven en de overheid.​



De werkgelegenheid neemt toe als bedrijven meer producten verkopen.​











Slide 8 - Diapositive

arbeidskrachten
werkgelegenheid 
arbeidsplaatsen 
werkgevers
beroepsbevolking
werknemers
vacatures
werkzoekende
Aanbod van arbeid
Vraag naar arbeid

Slide 9 - Question de remorquage

Beroepsbevolking
  • Dat is iedereen van 15 jaar tot de pensioenleeftijd die werkt of werk zoekt.


  • De beroepsbevolking bestaat uit de werkzame beroepsbevolking: alle werknemers en mensen die voor zichzelf werken

  • werkloze beroepsbevolking: alle mensen die werk zoeken


Slide 10 - Diapositive

2

Slide 11 - Vidéo

Lees de vier zinnen hieronder. 
Ze gaan over gevolgen van economische groei. 
Vul de nummers van de zinnen in de juiste volgorde in.
        1 Meer mensen hebben een inkomen.
        2 Er is meer vraag naar producten.
        3 Bedrijven verhogen hun productie en zoeken extra werknemers.
       4 Consumenten kopen meer producten.

Economische groei →     →    →    →     → meer economische groei.


1
2
3
4

Slide 12 - Question de remorquage

Aan de slag
Wat: Maken opgave 13 t/m 18
Wie: Individueel
Hoe: Stilte (mits je een vraag hebt)
Vraag?: Stel hem eerst aan je buurman/buurvrouw
Tijd: 15 minuten

Klaar: Vraag mij voor de volgende opdracht

Slide 13 - Diapositive

Van wie komt de vraag op de arbeidsmarkt?
A
Werkgevers (bedrijven)
B
Werknemers (mensen)

Slide 14 - Quiz

Van wie komt het aanbod op de arbeidsmarkt?
A
Werkgevers (bedrijven)
B
Werknemers (mensen)

Slide 15 - Quiz

00:33
Van wie komt de vraag op de arbeidsmarkt?
A
Werkgevers (bedrijven)
B
Werknemers (mensen)

Slide 16 - Quiz

00:33
Van wie komt het aanbod op de arbeidsmarkt?
A
Werkgevers (bedrijven)
B
Werknemers (mensen)

Slide 17 - Quiz

Voor 2016 werd verwacht dat de werkgelegenheid met 102.000 banen zou groeien. Dit was een toename van 1,3%.
Bereken hoe hoog de werkgelegenheid begin 2016 was.

Slide 18 - Question ouverte

Lees de vier zinnen hieronder. 
Ze gaan over gevolgen van economische groei. 
Vul de nummers van de zinnen in de juiste volgorde in.
        1 Meer mensen hebben een inkomen.
        2 Er is meer vraag naar producten.
        3 Bedrijven verhogen hun productie en zoeken extra werknemers.
       4 Consumenten kopen meer producten.

Economische groei →     →    →    →     → meer economische groei.


1
2
3
4

Slide 19 - Question de remorquage

Werkloosheid
Als op de arbeidsmarkt het aanbod van arbeid (mensen) groter is dan de vraag naar arbeid (banen), dan is er werkloosheid.

Slide 20 - Diapositive

In 2016 waren er 550.000 werklozen. Dit was 6,1% van de beroepsbevolking.

Bereken hoe groot de hele beroepsbevolking op dat moment was.

Slide 21 - Question ouverte

In 2016 waren er 550.000 werklozen. Dit was 6,1% van de beroepsbevolking.

In 2015 waren er volgens het CBS 588.000 werklozen.
Bereken met hoeveel procent de werkloosheid daalde tussen 2015 en 2016.

Slide 22 - Question ouverte

Arbeidsmotieven
Arbeidsmotieven zijn redenen om te willen werken. Mensen werken om:
  • een inkomen te verdienen.
  • nuttig en zinvol bezig te zijn.
  • sociale contacten.
  • regelmaat aan je leven te geven.
  • je te ontwikkelen doordat je nieuwe dingen leert.

Als je werkloos bent, mis je inkomen en sociale contacten. Sommige mensen gaan daarom vrijwilligerswerk doen.


Slide 23 - Diapositive

Aan de slag
Wat: Maken opgave 19 tot en met 24 + samenvatting
Wie: Individueel
Hoe: Stilte (mits je een vraag hebt)
Vraag?: Stel hem eerst aan je buurman/buurvrouw
Tijd: 15 minuten

Klaar: Vraag mij voor de volgende opdracht

Slide 24 - Diapositive

Waar wil jij de volgende les nog extra aandacht aan besteden?

Slide 25 - Question ouverte