5.4 Oog en bril

5.4 Oog en bril 
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

5.4 Oog en bril 

Slide 1 - Diapositive

Lesdoel
De oogafwijkingen bijziend, verziend en oudziend beschrijven.
De sterkte van de lens berekenen.

Slide 2 - Diapositive

Voorkennis
Noteer iemand die je kent met een bril of lenzen en wat zijn of haar probleem is qua zien.

Slide 3 - Diapositive

De belangrijkste onderdelen van het oog

Slide 4 - Diapositive

Het beeld komt ondersteboven op het netvlies.

Slide 5 - Diapositive

  • Pupil is de opening in de iris (de gekleurde gedeelte van de oog)
  • Veel licht - pupil klein
  • Weinig licht - pupil groot

Slide 6 - Diapositive

accommoderen
Als een voorwerp dichterbij komt wordt de lens boller.

Accommoderen : lens platter of boller maken

Slide 7 - Diapositive

Hoe dichterbij het voorwerp, hoe boller de lens.

Slide 8 - Diapositive

Bijziend
  •  De ooglens is te sterk of oogkas te lang.
  • Hierdoor kan je voorwerpen in de verte slecht zien. DichtBIJ kun je goed ZIEN.
  • Je hebt een negatieve lens nodig

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Vidéo

Verziend
  • De ooglens is te zwak of oogkas te kort.
  • Je kan voorwerpen vlakbij slecht zien, veraf goed.
  • Je hebt een positieve lens nodig

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Oudziend
  • Ooglens is minder elastisch
  • Je hebt een positieve lens nodig

Slide 14 - Diapositive

Belang van het lesdoel
Begrijpen wat er aan de hand is als iemand iets niet kan lezen
en waar de opitiën het over heeft.

Hoger cijfer bij je toets  want de lesdoelen zijn het belangrijkste.

Slide 15 - Diapositive

Waarop valt het licht om een beeld te vormen in je oog?
A
Iris
B
Pupil
C
Netvlies
D
Hersenen

Slide 16 - Quiz

Bij veel licht is de pupil
A
Groot
B
Klein
C
Licht heeft geen invloed op pupil

Slide 17 - Quiz

Hoe heet het als de spiertjes rondom de lens de lens verstellen?
A
Revalideren
B
Accommoderen
C
Adapteren
D
Corrigeren

Slide 18 - Quiz

Wat is het probleem als je bijziend bent ?
A
Ooglens is te sterk
B
Ooglens is te zwak

Slide 19 - Quiz

Welke lens heb je nodig als je bijziend bent ?
A
negatief
B
positief

Slide 20 - Quiz

Kies de juiste woorden

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

3 Bestudeer de afbeelding, er komen hierna vragen over.

Slide 23 - Diapositive

4b Leg uit of Ilias negative of positieve lenzen nodig heeft.

Slide 24 - Diapositive