Woordsoorten; ZN, BVN, LW, WW

Welkom

Woordsoorten


WW, ZN, BVN
Nederlands
1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Welkom

Woordsoorten


WW, ZN, BVN
Nederlands

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
Aan het eind van deze les...

  • weet je wat zelfstandig naamwoorden, bijvoeglijk naamwoorden en werkwoorden zijn.

  • kun je de woordsoorten ZN, BN en WW herkennen en uitleggen wat de kenmerken zijn. 

  • kun je de regels voor het schrijven van het BVN toepassen. 

  • kun je zelfstandig de woordsoorten WW, ZN en BN in tekst benoemen.

Slide 2 - Diapositive

Geef zoveel mogelijk voorbeelden
van zelfstandig naamwoorden.

Slide 3 - Carte mentale

Zelfstandig naamwoord
Een zelfstandig naamwoord geeft een ‘naam’ aan ‘zelfstandigedingen.

  • Namen van mensen, dieren en dingen (eigennamen)
    Lady Gaga, Pluto, Samsung
  • Woorden voor concrete zaken
    tafel, laptop, toets
  • Woorden voor abstracte zaken
    twijfel, werk, grootte

Slide 4 - Diapositive

Bijvoeglijk naamwoord
  • Zegt iets over het zelfstandige naamwoord.
    Kleur, materiaal, eigenschap, enzovoort.

  • Staat er direct voor en soms achter een zelfstandig naamwoord;
    Een paarse krokodil – De krokodil is paars.

  • Heeft soms een verbogen vorm;
    Het ticket is goedkoop – het goedkope ticket


  • Krijgt bij stoffen en materialen'-en' erachter;
    Het stalen kettingslot – de katoenen sok

Slide 5 - Diapositive

Bedenk bij ieder object een bijvoeglijk naamwoord (de blauwe/ronde knop).

Slide 6 - Question ouverte

Werkwoorden

  • Geven aan welke handeling, toestand, proces er in de zin centraal staat (doe-woord).

  • Geven aan in welke tijd een zin staan (vt - tt).

  • Passen zich altijd aan het onderwerp aan (ow ev dan ww in ev / ow mv dan ww in mv).

Slide 7 - Diapositive

Soorten werkwoorden
  1. Persoonsvorm
    Wij lopen altijd naar school.

  2. Voltooid deelwoord
    Wij hebben gisteren 10 kilometer gelopen.

  3. Onvoltooid deelwoord
    Lopend ging hij naar zijn werk.

  4. Hele werkwoord/infinitief
    Wij willen daar graag lopen.

Slide 8 - Diapositive

Noteer alle zelfstandig naamwoorden (ZN), alle bijvoeglijk naamwoorden (BVN), alle lidwoorden (LW) en alle werkwoorden (WW).

De nieuwe brugklasleerlingen zijn vorige week voor de introductie op school geweest. Het warme weer zorgde ervoor dat de klassen veel naar buiten gingen. Deze week zijn de lessen begonnen en moeten de leerlingen bij Nederlands direct een lange, saaie tekst ontleden.

Slide 9 - Question ouverte

Schrijf op wat je deze les hebt geleerd

Slide 10 - Question ouverte

Schrijf op wat je het moeilijkste vond van deze les en leg uit waarom.

Slide 11 - Question ouverte