Tekstdoelen en tekstsoorten

Tekstdoelen en tekstsoorten
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolBasisschoolvmbo tGroep 7,8Leerjaar 1,2

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Tekstdoelen en tekstsoorten

Slide 1 - Diapositive

Informeren 
Overtuigen
Amuseren 
Activeren
De schrijver wil dat je iets te weten komt 
De schrijver wil dat jij na het lezen van de tekst dezelfde mening hebt als hij 
De schrijver wil je ontroeren of laten lachen
De schrijver wil dat je iets (niet) gaat doen

Slide 2 - Question de remorquage

Slide 3 - Diapositive

Wat is het doel van deze tekst?
A
Amuseren
B
Informeren
C
Overtuigen
D
Activeren

Slide 4 - Quiz

Slide 5 - Diapositive

Welk doel hebben cabaretiers?
A
Amuseren
B
Informeren
C
Overtuigen
D
Activeren

Slide 6 - Quiz

Welk tekstdoel heeft een studieboek?
A
Informeren
B
Overtuigen
C
Amuseren
D
Activeren

Slide 7 - Quiz

Welk tektsdoel heeft de schrijver van een strip?
A
Informeren
B
Overtuigen
C
Amuseren
D
Activeren

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Diapositive

Welk doel heeft de schrijver hierbij?
A
Informeren
B
Amuseren
C
Overtuigen
D
Activeren

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Diapositive

Wat is het doel van een reclamefolder?
A
Amuseren
B
Informeren
C
Activeren
D
Overtuigen

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Diapositive

Sleep de uitleg naar het juiste tekstdoel:
informeren
instrueren
overtuigen
overhalen
amuseren
De schrijver wil....
Tekstdoel
je vermaken
je nieuwe kennis geven
je leren iets te doen
je iets laten vinden (mening)
je iets laten doen
je vermaken

Slide 14 - Question de remorquage

Zet de juiste tekstsoorten bij de juiste tekstdoelen.
Tekstdoel Informeren
Tekstdoel Overtuigen
Tekstdoel Instrueren
nieuwsbericht
Folder van dierenarts om je huisdier in te laten enten

ingezonden stuk over de onzin van vaccineren.
Recept voor oma's appeltaart. 
Artikel op website Voedingswijzer om elke dag fruit en groente te eten.
Spelhandleiding hoe je 'Yahtzee' moet spelen.
folder over verschillende workshops in het buurthuis.
Handleiding Ikea-kast

Slide 15 - Question de remorquage

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
‘Wil je ________ naar de glasbak brengen?’, vraagt Ryan,

terwijl ________ de lege flessen aan Luuk geeft.
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
ze

Slide 16 - Question de remorquage

Sleep de tekstsoorten naar het juiste tekstdoel
Informeren
Aansporende
Overtuigen
Amuseren

Slide 17 - Question de remorquage

Welke tekstvorm hoort bij het gegeven tekstdoel?
Overhalen
Amuseren
informeren

Slide 18 - Question de remorquage

Sleep de tekstsoorten naar het juiste tekstdoel
Overtuigen
Informeren
Instrueren

Slide 19 - Question de remorquage

Tekstdoel =
A
Voor wie de tekst bedoeld is.
B
Dat ik -u- en -jij- gebruik in mijn tekst.
C
Dat wat de schrijver met zijn tekst wil bereiken.
D
Waar de tekst vandaan komt.

Slide 20 - Quiz

Wat is een tekstdoel
A
een bepaalde soort tekst
B
Wat de tekst wil bereiken

Slide 21 - Quiz

Dit zijn tekstdoelen
A
informerend, amuserend, overtuigend
B
kranten, tv, social media
C
artikelen, moppen, recepten
D
overtuigen, bemoeien, vertellen

Slide 22 - Quiz


Tekstdoel?
A
Informeren
B
Amuseren
C
Activeren
D
Overtuigen

Slide 23 - Quiz

Wat is GEEN tekstdoel?
A
verkennen
B
informeren
C
overtuigen
D
amuseren

Slide 24 - Quiz

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Twan heeft een bijbaantje voor twee uurtjes,

 ________  vind    ________ erg leuk.
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
ze

Slide 25 - Question de remorquage

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Vera doet het trucje voor.    ________  zegt:

‘Zo moet je ________ doen.’
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
ze

Slide 26 - Question de remorquage