Woordenschat 3F - nieuw - 5 - toets

Woordenschat

In de zinnen is steeds één woord tussen 'aanhalingstekens'. Wat betekenen de woorden? Er is altijd maar één antwoord goed.
1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

Woordenschat

In de zinnen is steeds één woord tussen 'aanhalingstekens'. Wat betekenen de woorden? Er is altijd maar één antwoord goed.

Slide 1 - Diapositive

In de klas gedraagt Henk zich heel 'dominant'.
A
bazig, overheersend
B
niet opvallend, zonder emotie
C
volgens je gevoel
D
zelfbewust, zelfverzekerd

Slide 2 - Quiz

Laura reageerde heel 'instinctief' op de gebeurtenis.
A
bazig, overheersend
B
niet opvallend, zonder emotie
C
volgens je gevoel
D
zelfbewust, zelfverzekerd.

Slide 3 - Quiz

Welk woord past bij de volgende omschrijving?

Het alleenrecht om te handelen.
A
dilemma
B
monopolie
C
executie
D
synoniem

Slide 4 - Quiz

Woordenschat

Maak een goede zin met het woord wat aangegeven staat.
Uit de zin moet blijken dat je weet wat de betekenis is van het woord. 
Je mag de betekenis NIET in de zin opschrijven. 

Slide 5 - Diapositive

Zin met het woord 'tarten'.

Slide 6 - Question ouverte

Tarten
- aandurven
- trotseren
- uitdagen

Slide 7 - Diapositive

Zin met het woord 'distantiëren'.

Slide 8 - Question ouverte

Distantiëren
- afstand nemen
- verwijderen

Slide 9 - Diapositive

Zin met het woord 'impasse'.

Slide 10 - Question ouverte

Impasse 
- moeilijke toestand waar je geen oplossing voor ziet

Slide 11 - Diapositive

Zin met het woord 'soelaas'.

Slide 12 - Question ouverte

Soelaas 
- hulp
- troost
- verlichting

Slide 13 - Diapositive

De president werd beschuldigd genocide.
Wat betekent 'genocide'?

Slide 14 - Question ouverte

Genocide
- volkerenmoord
-  het 'bewust vermoorden van een bevolkingsgroep'

Slide 15 - Diapositive

De politiek leider legt de wetten wel heel 'gepopulariseerd' uit.

Slide 16 - Question ouverte

Gepopulariseerd
- eenvoudig
- begrijpelijk

Slide 17 - Diapositive

Spreekwoorden & gezegdes
Vul het spreekwoord of gezegde aan met het juiste woord.
Daarna schrijf je de betekenis van het spreekwoord of gezegde op.

Slide 18 - Diapositive

Iets aan de grote .... hangen
A
kerk
B
klaas
C
kast
D
klok

Slide 19 - Quiz

Wat betekent dit spreekwoord/gezegde?


- Iets algemeen bekend maken

Slide 20 - Diapositive

Iemand op rantsoen ....
A
houden
B
zetten
C
krijgen
D
staan

Slide 21 - Quiz

Wat betekent dit spreekwoord/gezegde?


 - iemand een gepaste hoeveelheid eten/drinken geven

Slide 22 - Diapositive

Iemand aan de praat....
A
houden
B
zetten
C
krijgen
D
staan

Slide 23 - Quiz

Wat betekent dit spreekwoord/gezegde?

- langdurig praten
- iemand afleiden

Slide 24 - Diapositive

De kat in het donker knijpen.
A
steeds ruzie hebben
B
iets stiekem doen
C
iets aanschaffen dat tegenvalt.
D
er tegenop zien en steeds weer uitstellen

Slide 25 - Quiz

Iemand iets onder de ........ wrijven.
A
oren
B
neus
C
ogen
D
voeten

Slide 26 - Quiz

Wat betekent dit spreekwoord/gezegde?

- Iets onaangenaams zeggen
- Iemand ergens op wijzen

Slide 27 - Diapositive

6. In Rome gaven wij onze ogen goed de kost.
A
ergens aandacht aan besteden
B
goed beseffen
C
erg volgzaam gedragen
D
alles goed in je opnemen

Slide 28 - Quiz

8. Gisteren is 'aan de dag gekomen' dat de prins steekpenningen heeft aangenomen.
A
het is ontdekt
B
het is verboden
C
het is goedgekeurd
D
het is afgewezen

Slide 29 - Quiz

12. Die leerlingen hebben niet veel in hun ........
A
snicker
B
bounty
C
mars
D
twix

Slide 30 - Quiz

9. Wij moeten voor 'dag en dauw' opstaan om met de bus naar school te gaan.
A
laat
B
heel vroeg
C
heel laat
D
vroeg

Slide 31 - Quiz

10. Die man is zo arm als ......
A
de neten
B
als Job
C
als de luizen
D
als de mieren

Slide 32 - Quiz

11. Sinds ....... en dag gaan zij naar Portugal op vakantie.
A
jaar
B
nacht
C
ochtend
D
maand

Slide 33 - Quiz

13. Ik zie met ...... ogen aan, dat de leerlingen hun toets weer niet hebben geleerd.
A
schele
B
lede
C
vermoeide
D
schuine

Slide 34 - Quiz

Wat betekent dit spreekwoord/gezegde?


- Heel bedroevend...

Slide 35 - Diapositive