Grammatica Kapitel 2

• Duits
• Middelbare school
• vmbo lwoo, havo
• Leerjaar 4

Herzlich Willkommen 

Was machen wir heute?

Wiederholung Modalverben

Wortstellung bei Verben 

(Wechsel)Präpositionen

Verben mit Fall 

Modalverben (Modale werkwoorden)

Welche kennst du noch? 

Schreibe eine Liste mit Modalverben und ihre Bedeutung inkl. niederländischer Übersetzung. 

De rij die je al weet: 

dürfen --> mogen

können --> kunnen

müssen --> moeten

wissen --> weten

wollen --> willen

Hoe maak je verleden tijd? 

Verleden tijd van de modale werkwoorden:

De vormen van de modale werkwoorden in de onvoltooid verleden tijd lijken sterk op de zwakke (=regelmatige) werkwoorden. 

Je moet er een paar stappen ondernemen om de goede vorm te vinden:

Stappenplan: 

1. Je zoekt telkens eerst de stam (ww zonder -en).

2. Dan voeg je eerst -te voor de verleden tijd toe.

3. Hieraan voeg je (daar waar nodig) de uitgang toe.

LET OP: In de verleden tijd van modale werkwoorden krijg je NOOIT een Umlaut!!!

Ww: 

ich

du

er/sie/es

wir

ihr

Sie/sie

dürfen

durfte

durftest durfte

durften

durftet

durften

können

konnte

konntest

konnte

konnten konntet konnten

müssen

musste musstest

musste

mussten musstet mussten

wissen wusste

wusstest wusste wussten wusstet wussten

Warum .... du vorige Woche nachsitzen (nablijven)?

1. musste
2. musstest
3. müsstest
4. musst

Wir .... nicht, dass man eine Fahrkarte braucht!

1. wusstest
2. wissen
3. wussten
4. wüssten

Wortstellung Verben (volgorde werkwoorden)

In vielen Fällen ist die Wortstellung von Verben gleich wie im Niederländischen. (3 Ausnahmen)

ik ken hem niet - ich kenne ihn nicht 

Ze gaat naar huis, omdat ze ziek is. - Sie geht nach Hause, weil sie krank ist. 

Wortstellung Verben

1. Samengesteld werkwoord of werkwoorden die bij het gezegde horen = persoonsvorm vooraan in de zin tweede deel helemaal achteraan in de zin. 

Dit noemen we ook wel Einklammerung

Ik ga graag uit met mijn vrienden. - Ich gehe gerne mit meinen Freunden aus.

Wortstellung Verben

2.  Twee hele werkwoorden (infinitieven) in 1 zin = modale werkwoord achteraan. 

M.a.w. omgekeerd aan het Nederlands

Ik heb het nog niet kunnen betalen - Ich habe es noch nicht zahlen können.

Wortstellung Verben

3.  Samengestelde zin (hoofdzin en bijzin) = de persoonsvorm van de bijzin staat achteraan

Ik weet dat zij niet mag komen /komen mag.

Ich weiß, dass sie nicht kommen darf.

Wechselpräpositionen (3de)

mit	met
ab	vanaf
nach	naar
außer	behalve
bei	bij
aus	uit
seit	sinds

entgegen	tegemoet
von	van
gegenüber	tegenover
zu	naar
bis zu	tot (en met)

Wechselpräpositionen (3de/4de)

an	aan
auf	op
hinter	achter
neben	naast
in	in
über	over
unter	onder

vor	voor
zwischen	tussen

Wechselpräpositionen (4de)

durch	door
für	voor
gegen	tegen
ohne	zonder
um	om
bis	tot
entlang	langs

Verben mit Fall 

Beispiele (Foto/Screenshot)

1. Ich sehe ein______ Mädchen (o) mit ______ (haar) Fahhrad (o).

2. Er gibt ________ (mij) ein______ Apfel (m)

3. D_____ Junge ist mein_____ Freund.

4. Sie bitten d____ Mann, die Frage zu lösen. 

5. Es kostet __________ (mij) viel Zeit.

6. Sie fragt  d_____ Frau, mit welch_____ Buch sie anfängt.

7. Vor ein______ Woche ging ich zu________ Supermarkt (m).

8. Sie gratuliert ____________ (hem).  

Die Antworten

1. Ich sehe ein Mädchen (o) mit ihrem (haar) Fahhrad (o).

2. Er gibt mir (mij) einen Apfel (m)

3. Der Junge ist mein Freund.

4. Sie bitten den Mann, die Frage zu lösen. 

5. Es kostet mich (mij) viel Zeit.

6. Sie fragt die Frau, mit welchem Buch sie anfängt.

7. Vor einer Woche ging ich zum Supermarkt (m).

8. Sie gratuliert ihm (hem).