B&F, spelling, blok 6 week 2 les 3
1 / 20
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Wat is de samenstelling:
De hotelgast zit op zijn kamer.
De hotelgast zit op zijn kamer.
Slide 2 - Question ouverte
Wat is het werkwoord:
De hotelgast zit op zijn kamer.
De hotelgast zit op zijn kamer.
Slide 3 - Question ouverte
Welke woorden moeten met een hoofdletter?
knecht hendrik rent in het hotel.
knecht hendrik rent in het hotel.
Slide 4 - Question ouverte
Woorden van het uw-rijtje
Slide 5 - Carte mentale
Slide 6 - Diapositive
Schrijf op:
Slide 7 - Question ouverte
Schrijf op:
Slide 8 - Question ouverte
Schrijf op:
Slide 9 - Question ouverte
Schrijf op:
Slide 10 - Question ouverte
Schrijf op:
Slide 11 - Question ouverte
Schrijf op:
Slide 12 - Question ouverte
Schrijf op:
Slide 13 - Question ouverte
Wat is het lidwoord?
Twee duiven op het pad
Twee duiven op het pad
A
twee
B
duiven
C
het
D
pad
Slide 14 - Quiz
Wat is het lidwoord?
De dierenwinkel is gesloten
De dierenwinkel is gesloten
A
De
B
dierenwinkel
C
is
D
gesloten
Slide 15 - Quiz
Wat zijn de lidwoorden?
De kast staat in de woonkamer.
De kast staat in de woonkamer.
Slide 16 - Question ouverte
Wat zijn de lidwoorden?
De zon schijnt fel in het water.
De zon schijnt fel in het water.
Slide 17 - Question ouverte
Wat zijn de lidwoorden?
Het meisje pakt het ijsje.
Het meisje pakt het ijsje.
Slide 18 - Question ouverte
Ik weet wat een lidwoord is.
A
ja
B
nee
C
soms
