22-01-2021

Lesopbouw
  • Pecha Kucha presenteren (nog niet gedaan)
  • Taalverzorging hoofdstukken 1, 2 en 3 zijn af.
  • Taalverzorging hoofdstuk 4

Voor deze opdrachten Taalverzorging heb je nog 1 week de tijd (online lessen Nederlands) en 1 uur thuis per week. 
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

Lesopbouw
  • Pecha Kucha presenteren (nog niet gedaan)
  • Taalverzorging hoofdstukken 1, 2 en 3 zijn af.
  • Taalverzorging hoofdstuk 4

Voor deze opdrachten Taalverzorging heb je nog 1 week de tijd (online lessen Nederlands) en 1 uur thuis per week. 

Slide 1 - Diapositive

Presenteren Pecha Kucha
Vrijdag 29 januari 7e uur uur in lokaal A4.12/A4.14
Dilara, Rudy, Lejla, Kiona, Shakira, Amy, Noëmie, Femke, Sara, Sem, Heidi en Rachel 


Slide 2 - Diapositive

Huiswerk vorige week
Huiswerk:
  • Hoofdstuk 3: opdrachten 1, 2 en 3.
  • Hoofdstuk 4: voor de volgende les doorlezen en vragen opschrijven die je wilt stellen. 


Slide 3 - Diapositive

Korte herhaling 
Hoofdstuk 3 - Zelf nakijken opdrachten. 
Deze staan in SOM. Heb je nog vragen?

Vragen over Hoofdstuk 4 (deze heb je voorbereid)?

Slide 4 - Diapositive

Hoofdstuk 4

De persoonsvorm in samengestelde zinnen.

Slide 5 - Diapositive

DOEL


- Je kunt de persoonsvorm in samengestelde zinnen correct spellen.


Slide 6 - Diapositive

PERSOONSVORM IN SAMENGESTELDE ZINNEN


Je weet nu hoe je de persoonsvormen en onderwerpen kunt vinden in samengestelde zinnen, maar hoe spel je ze goed?



Slide 7 - Diapositive

Kies de juiste vorm van de persoonsvorm:

(Loop / liep) jij straks naar het evenement of (neem / nam) jij de bus?
A
loop / neem
B
loop / nam
C
liep / neem
D
liep / nam

Slide 8 - Quiz

Kies de juiste vorm van de persoonsvorm:

Op de veiling gisteren (biedt / bood) mijn oom op een schilderij, maar een andere koper (heeft / had) een hoger bod.
A
biedt / heeft
B
biedt / had
C
bood / heeft
D
bood / had

Slide 9 - Quiz

Kies de juiste vorm van de persoonsvorm:

Wanneer mijn tante naar Amerika (verhuist / verhuisde), (neemt / nam) ze haar huisdieren mee.
A
verhuist / neemt
B
verhuist / nam
C
verhuisde / neemt
D
verhuisde / nam

Slide 10 - Quiz

Kies de juiste vorm van de persoonsvorm:

Sommige mensen (bloost / blozen) altijd als ze het woord (krijgt / krijgen).
A
bloost / krijgt
B
bloost / krijgen
C
blozen / krijgt
D
blozen / krijgen

Slide 11 - Quiz

Kies de juiste vorm van de persoonsvorm:

Mijn broertje (brandde / brandden) bijna zijn vingers, toen hij de kaarsen (aanstak / aanstaken).
A
brandde / aanstak
B
brandde / aanstaken
C
brandden / aanstak
D
brandden / aanstaken

Slide 12 - Quiz

PERSOONSVORMEN

IN EEN SAMENGESTELDE ZIN

Zet de zin in een andere tijd:

Je maakt van de tegenwoordige tijd verleden tijd, of andersom. 

De werkwoorden die veranderen, zijn de persoonsvormen.


VOORBEELD:

Lotte denkt dat haar cijfer een voldoende is.


Lotte dacht dat haar cijfer een voldoende was.

Slide 13 - Diapositive

PERSOONSVORMEN

 IN SAMENGESTELDE ZINNEN

Juist spellen van de persoonsvormen:

- Controleer of het werkwoord een persoonsvorm is

- Kijk of het werkwoord in de tegenwoordige tijd (tt) of in de verleden tijd (vt) staat

- Kijk naar het onderwerp om te zien of de pv enkelvoud (ev) of meervoud (mv) is

- Vul de juiste vorm van het werkwoord in


Slide 14 - Diapositive

We kijken de volgende video's 

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Vidéo

Slide 17 - Vidéo

Noteer de juiste vorm van de persoonsvorm:

Het sportshirt (zitten) nog in mijn tas, maar ik (zullen) het zo in de wasmachine stoppen.

Slide 18 - Question ouverte

Noteer de juiste vorm van de persoonsvorm:

Toen de brandweer (arriveren), (takelen) de brandweerlieden de vrachtwagen snel uit de sloot.

Slide 19 - Question ouverte

Noteer de juiste vorm van de persoonsvorm:

De president van Rusland (komen) volgende week naar Nederland en dan (ontmoeten) hij onze koning.

Slide 20 - Question ouverte

Noteer de juiste vorm van de persoonsvorm:

Gisteren (repareren) de fietsenmaker mijn fiets, maar nu (zijn) de ketting alweer kapot.

Slide 21 - Question ouverte

Lees zin 1

Slide 22 - Diapositive

Noteer de juiste vorm van de werkwoorden in zin 1.

Slide 23 - Question ouverte

Noteer de juiste vorm van de werkwoorden in zin 2.

Slide 24 - Question ouverte

Noteer de juiste vorm van de werkwoorden in zin 4.

Slide 25 - Question ouverte

Noteer de juiste vorm van de werkwoorden in zin 7.

Slide 26 - Question ouverte

Noteer de juiste vorm van de werkwoorden in zin 9.

Slide 27 - Question ouverte

Huiswerk volgende week
De opdrachten 1, 2 en 3 van hoofdstuk 4 zijn af. 

Volgende week de hoofdstukken 5 en 6.

De week erna P.T.A. Taalverzorging alle 6 hoofdstukken. 

Slide 28 - Diapositive