3.1 deel 2

• Natuurkunde
• Middelbare school
• vmbo b, k, g, vwo
• Leerjaar 3

H3: Warmte en energie

Wat gaan we vandaag doen?

• Terugblik paragraaf 3.1                           10 min
• Uitleg Joule omrekenen                        5 min
• Werkvorm Joule omrekenen               10 min
• Uitleg paragraaf 3.1 deel 2                    10 min
• Maken opdracht 16 t/m 24                    20 min
• Uitleg PO H3                                                 10 min
• Start opdracht PO H3                               5 min

3.1 Warmte opwekken 

De branddriehoek bestaat uit

1. brandstof en ontbrandingstemperatuur
2. zuurstof, brandstof en water
3. ontbrandingstemperatuur, water en zuurstof
4. brandstof, zuurstof en ontbrandingstemperatuur

Welke voorwaarde uit de branddriehoek haal je weg als:
je een brand met schuim blust.

1. zuurstof
2. brandbare stof
3. ontbrandingstemperatuur

Welke warmtebronnen zetten chemische energie om in warmte?

1. kampvuur
2. gasoven
3. elektrische kachel
4. strijkijzer

In brandstoffen zit
.....
chemische energie

1. Wel
2. Geen

de eenheid van energie is Joule

1. waar
2. niet waar

500 Joule = ... kJ

1. 5
2. 50
3. 0,005
4. 0,5

20 Joule = ....kJ

1. 200
2. 2.000
3. 0,2
4. 0.02

De energie die de fietser en de elektromotor leveren, wordt gemeten in joules (J).

Hoeveel joule is 3,5 GJ?

1. 3500 J
2. 3 500 000 J
3. 3 500 000 000 J
4. 3 500 000 000 000 J

Verbrandingswarmte geeft aan hoeveel energie nodig is om een brandstof te verbranden.

1. Waar
2. Niet waar

De verbrandingswarmte heeft in de binas een eenheid van ...?

1. Energie per seconde
2. Joule per gram of cm3
3. Joule per uur
4. Joule per liter

v04) Wat is de verbrandingswarmte van steenkool?

1. 29.000 J/g
2. 16.000 J/g
3. 2.900 J/g
4. 1.600 J/g

eenheden voor energie 

Er zijn twee eenheden voor energie: 

• Joule (J)
• Kilowattuur (kWh) <-  voor elektrische energie

1 kJ   = 1000 J         = 10³

1 MJ  = 1 miljoen J = 10⁶

1 GJ   = 1 miljard J  = 10⁹

hier vind je extra uitleg

Neem over en reken uit:

3,2 kJ = .... J

0,6 MJ = ......J

4500 J = .....kJ

63.000.000 J = ....MJ

1 GJ = ..... MJ

Neem over en reken uit:

3,2 kJ = 3,2 x 1000 = 3200 J

0,6 MJ = 600000 J

4500 J = 4500 : 1000 = 4,5 kJ

63.000.000 J = 63000000 : 1000000 = 63 MJ

1 GJ = 1 x 1000 = 1000 MJ

Pak erbij:

Bladzijde 160 in je boek

energie omzetten

Bij het omzetten van energie van de ene vorm in de andere gaat er nooit energie verloren, dat wil zeggen. De hoeveelheid energie voor de energie-omzetting is precies gelijk aan de hoeveelheid energie na de energie-omzetting, dit noemt men de wet van behoud van energie!

wet van behoud van energie:

Energie voor = energie na

Wet van behoud van energie

Alle energie blijft ergens. Het verdwijnt niet. Het wordt alleen omgezet in een andere energievorm. Meestal is deze "afval" energie een vorm van warmte. 

Het rendement is nooit 100%

rendement

Hoe hoger het rendement van een apparaat is, des te meer energie gunstig wordt omgezet. men streeft dus altijd naar een zo hoog mogelijk rendement! Bekijk de voorbeelden hieronder en bedenk dat het gebruiken van LED lampjes dus veel energie zuiniger is dan het gebruik van gloeilampen.

Duurzaam energieverbruik

Rendement geeft aan hoeveel van de toegevoerde energie gebruikt wordt voor een nuttige energiesoort.

Aan de slag 

• Wat? Maak 3.1 opdracht 16 t/m 24
• Hoe? Binnen je groep
• Tijd? 20 min
• Klaar? Lees blz. 167 t/m 169 en maak opdracht 25 t/m 31

lmc-vo.magister.net

Huiswerk