Woordsoorten
1 / 25
La durée de la leçon est: 45 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Zelfstandig naamwoord
Slide 4 - Carte mentale
Slide 5 - Diapositive
Werkwoorden
Slide 6 - Carte mentale
Slide 7 - Diapositive
Slide 8 - Diapositive
Bijvoeglijk
naamwoord
Slide 9 - Carte mentale
Slide 10 - Diapositive
Voorzetsels
Slide 11 - Carte mentale
Welke woordsoort is "school" in deze zin?
De jongen fietst naar school.
De jongen fietst naar school.
A
zelfstandig naamwoord
B
lidwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
voorzetsel
Slide 12 - Quiz
Welke woordsoort is "grote" in deze zin?
De grote ballon vliegt door de lucht.
De grote ballon vliegt door de lucht.
A
lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
werkwoord
Slide 13 - Quiz
Welke woordsoort is "het" in deze zin?
Het kindje is heel moe.
Het kindje is heel moe.
A
voorzetsel
B
zelfstandig naamwoord
C
werkwoord
D
lidwoord
Slide 14 - Quiz
Welke woordsoort is "glimt" in deze zin?
De rode auto glimt zo mooi.
De rode auto glimt zo mooi.
A
zelfstandig naamwoord
B
werkwoord
C
lidwoord
D
voorzetsel
Slide 15 - Quiz
Welk woordsoort is "naar" in deze zin?
De kinderen lopen naar school.
De kinderen lopen naar school.
A
voorzetsel
B
werkwoord
C
lidwoord
D
zelfstandig naamwoord
Slide 16 - Quiz
Lidwoord
Zelfst. naamw.
Werkwoord
Bijvoeglijk naamw.
Voorzetsel
De
hond
loopt
naar
het
grote
veld.
Slide 17 - Question de remorquage
Lidwoord
Zelfst. naamw.
Werkwoord
Bijvoeglijk naamw.
Voorzetsel
De
meester
dook
van
de
hoge
duikplank.
Slide 18 - Question de remorquage
Welke woordsoort is onderstreept?
Vorige week heb ik een toets voor Nederlands gemaakt.
Vorige week heb ik een toets voor Nederlands gemaakt.
_______
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
lidwoord
Slide 19 - Quiz
Welke woordsoort is onderstreept?
Deze moeilijke toets had ook erg veel vragen.
Deze moeilijke toets had ook erg veel vragen.
____________
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
lidwoord
Slide 20 - Quiz
Welke woordsoort is onderstreept?
De resultaten van de toets waren niet erg hoog.
De resultaten van de toets waren niet erg hoog.
____
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
lidwoord
Slide 21 - Quiz
Welke woordsoort is onderstreept?
Voor het volgende proefwerk zullen we beter moeten leren.
Voor het volgende proefwerk zullen we beter moeten leren.
________
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
lidwoord
Slide 22 - Quiz
Welke woordsoort is onderstreept?
Deze les doen we een herhaling van woordsoorten.
Deze les doen we een herhaling van woordsoorten.
_____________
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
lidwoord
Slide 23 - Quiz
Welke woordsoort is onderstreept?
We hoeven voor dit hoofdstuk maar 4 woordsoorten te kennen.
We hoeven voor dit hoofdstuk maar 4 woordsoorten te kennen.
__________
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
lidwoord
Slide 24 - Quiz
Welke woordsoort is onderstreept?
De makkelijkste woordsoort vind ik het lidwoord.
De makkelijkste woordsoort vind ik het lidwoord.
_________________
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
lidwoord
