Engels Vooraf, Thema 2 Wonen, hoofdstuk 1

• Engels
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 1

Engels - Vooraf

Thema 2 Wonen, hoofdstuk 1

Wonen

Wonen is permanent op één vaste plek leven. Deze plek is meestal een woning. In een woning heb je verschillende ruimtes en dingen staan. In dit hoofdstuk maken we je wegwijs in woorden die met wonen te maken hebben. 

De leerlingen leren informatie te verwerven uit eenvoudige gesproken en geschreven Engelse teksten.

Wat is dit volgens jou? 

In wat voor huis zou jij willen wonen?

0

Welke zin past het beste bij de foto?

Welke zin past het beste bij de foto?

1. Here is the big hall
2. Here is the living room
3. Here is the big kitchen

Welke zin past het beste bij de foto

1. It is the living room
2. It is the kitchen
3. It is the toilet

Welke woord past het best bij de foto?

1. Bathroom
2. Attic
3. Hall

Welk woord past het best bij de foto?

1. Hall
2. Shower
3. Of course

This or That?

Deze keuken

1. This kitchen
2. That kitchen

Dat huis

1. This house
2. That house

Die slaapkamer

1. This bedroom
2. That bedroom

Deze huiskamer

1. This living room
2. That living room

This is the bathroom

This is the kitchen

This is the bedroom

This is the living room

Welke zin past het best bij de foto?

1. The book isn't on the table
2. The book is on the table
3. The book is on the couch

Welke zin past het best bij de foto?

1. This is the couch
2. This is the fridge
3. This is the dishwasher

Welk woord past het best bij de foto?

1. Mum
2. Fridge
3. Jacket

Welke woord past het best bij de foto?

1. Table
2. Couch
3. Jacket

Work top

Closet

Chair 

Hatstand

Washing machine

Bath

Toilet 

Wastpaper basket

Dingen

Ruimtes

Bed

Chair

Fridge

Bathroom

Attic

Dishwasher

Table

Shower

Kitchen

Bedroom

Toilet

Hall

colours

1. kleur
2. paars
3. keuken
4. kleuren

Red

Green

Yellow

Orange

Blue