Week 46 niv 2/3 jaar 1

• Engels
• Middelbare school
• vmbo b, k, g
• Leerjaar 2

Past simple

Even terugkijken

De tegenwoordige tijd/present simple

Gebruik je bij feiten/gewoonten/routines.

Hele werkwoord, behalve bij SHIT -> dan + (e)s

Signaalwoorden: always, never, sometimes, ocassionally, etc.

I always go to school on Mondays. She never watches television.

Past Simple

Je gebruikt de Past Simple als iets gebeurd is in de verleden tijd en ook beëindigd is.

Wij noemen de Past Simple de Verleden Tijd.

 Regelmatige werkwoorden (rww)

Achter het werkwoord plaats je 'ed'

I walk -> I walked

it rains-> it raineded

they beg-> they begged

 RWW Spelling

Als een werkwoord eindigt op -e, dan komt er in de past simple alleen een -d achter:

I live - I lived

you move - you moved

In de past simple wordt de laatste medeklinker verdubbeld als er één klinker voor staat:

I drop - I dropped

they plan - they planned

 RWW Spelling

Als een werkwoord eindigt op -y, dan komt er in de past simple een -ied achter:

I carry- I carried

you study- you studied

In de past simple komt er een -ed achter als er een klinker voor staat:

I play - I played

Past Simple - Signaalwoorden

In de zin staan vaak een tijdsbepaling van verleden tijd.

• yesterday
• last week
• ten minutes ago
• in 2007
• this morning
  

Je gebruikt de Past Simple als...

1. iets gebeurd is in de toekomst
2. iets iedere dag gebeurt
3. iets gebeurd is in het verleden en afgerond is
4. iets nog niet gebeurd is

Wat is de Past Simple van play

1. plaied
2. played
3. playd

Wat is de Past Simple van listen

1. listend
2. listenet
3. listened

Wat is de Past Simple van study

1. studied
2. studyed
3. studiet

My sister .......... (drop) a glass yesterday.

They ....... (walk) home after school yesterday.

Show what you know!

Ga naar studiemeter.nl

(Ga naar First Aid Course English)

Niveau 2: -ga naar Verleden tijdsvorm regelmatige werkwoorden A1

-ga naar verledentijdsvorm to be/to have/to do A1

Niveau 3: -ga naar verledentijdsvorm regelmatige werkwoorden A2/B1

-ga naar verledentijdsvorm to be/to have/to do A1

Wat je af moet hebben voor a.s. vrijdag:

Niveau 3:

-tegenwoordige tijd A2

-Tegenwoordige tijd en nu aan de gang A2

-Tegenwoordige tijd en nu aan de gang B1

-Aanwijswoorden this/that/these/those A2+B1

-Lidwoorden A1 

 De uitleg vind je hier op Teams, in het kanaal Engels, map "bestanden"

Wat je af moet hebben voor a.s. vrijdag:

Niveau 2:

-tegenwoordige tijd A1

-tegenwoordige tijd A2

-Tegenwoordige tijd en nu aan de gang A1

-Tegenwoordige tijd en nu aan de gang A2

-Aanwijswoorden this/that A1

-Aanwijswoorden this/that/these/those A1 + A2

-Lidwoorden A1

 

Op Teams -> Kanaal Engels -> map “bestanden”, vind je alle grammatica uitleg.

 

Past simple