H7: Gedrag van water kopie

1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
VoedingsleerSecundair onderwijs

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Wat is stollen?
A
vaste fase naar gasvormige fase
B
vloeibare fase naar vaste fase
C
vaste fase naar vloeibare fase
D
gasvormige fase naar vaste fase

Slide 2 - Quiz

Wat is sublimeren?
A
vaste fase naar gasvormige fase
B
gasvormige fase naar vaste fase
C
vloeibare naar vaste fase
D
geen enkel antwoord is juist

Slide 3 - Quiz

Wat is smelten?
A
vaste fase naar vloeibare fase
B
vloeibare fase naar vaste fase
C
gasvormige fase naar vloeibare fase
D
vaste fase naar gasvormige fase

Slide 4 - Quiz

Wat is condenseren?
A
vloeibare fase naar vaste fase
B
gasvormige fase naar vaste fase
C
vloeibare naar gasvormige fase
D
gasvormige fase naar vloeibare fase

Slide 5 - Quiz

Wat is desublimeren?
A
gasvormige fase naar vloeibare fase
B
vaste fase naar gasvormige fase
C
vloeibare naar gasvormige fase
D
gasvormige fase naar vaste fase

Slide 6 - Quiz

Dit is een voorbeeld van ...

Slide 7 - Question ouverte

Wat is verdampen?
A
vloeibare fase naar gasvormige fase
B
vaste fase naar vloeibare fase
C
gasvormige fase naar vloeibare fase
D
vaste fase naar gasvormige fase

Slide 8 - Quiz

Geef 1 voorbeeld van verdampen.

Slide 9 - Question ouverte

Wanneer zal een plas water het snelst verdampen?
A
in een brede, ondiepe plas
B
kleine, diepe plas
C
maakt niets uit

Slide 10 - Quiz

Wanneer zal een plas water het snelst verdampen?
A
in de winter
B
in de zomer

Slide 11 - Quiz

Wanneer zal een plas water het snelst verdampen?
A
op een windstille dag
B
op een winderige dag
C
maakt niets uit

Slide 12 - Quiz

Wanneer zal een plas water het snelst verdampen?
A
in een droge omgeving
B
in een vochtige omgeving
C
heeft geen invloed

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

1
2
3
4
Het water wordt lauw en er ontstaat stroming. 
Luchtbelletjes ontstaan op de bodem van de kookpot. 
Het water wordt warmer en er ontstaan dampbellen die opstijgen. 
De waterdampbellen komen naar het vloeistofoppervlak. Het water kookt. 

Slide 18 - Question de remorquage

Wat is het kookpunt van zuiver water?

Slide 19 - Question ouverte

Wat is koken?
A
overgaan van vaste naar gasvormige fase
B
overgaan van vloeibare naar gasvormige fase
C
overgaan vast gasvormige naar vloeibare fase
D
overgaan van vloeibare fase naar gasvormige fase met dampbellen overal in de vloeistof

Slide 20 - Quiz