1.5/1.7

• Biologie
• Middelbare school
• vmbo k, g
• Leerjaar 1

welkom!

• Zet je biologiespullen op tafel

• zitten volgens de plattegrond

wat gaan wij doen?

• Huiswerk en boeken controle
• Herhaling vorige les
• Verder met nieuwe basisstof 
• opdrachten maken
• afsluiten

Thema 1 BS 5: 'Allemaal anders'

Leerdoel

• Je kunt aanpassingen bij planten & dieren noemen

Waar denk je aan bij aanpassingen van planten & dieren?

Dieren en planten moeten zich voeden, verdedigen en voortbewegen. Dat doet elke soort op zijn eigen manier.

Aanpassingen

Aanpassingen aan:

• hun manier van leven
• de omgeving 

• ademhaling, beweging, voeding, verdediging & voortplanting

Waterdieren

• Bewegen door het water
• vinnen
• gestroomlijnd: kop, lijf & staart lopen in elkaar over

Voeden

• vogels hebben verschillende snavel types
• zaden, insecten of dieren
• kegelsnavel → harde zaden
• pincetsnavel → insecten boom
• haaksnavel → vlees
  
• priemsnavel → bodemdiertjes
• zeefsnavel → zeven uit water
  

Aanpassingen aan de voedselkeuze

Een reuzenmiereneter heeft een lange, plakkerige tong. Aan zijn tong zitten kleine haakjes en veel speeksel. Mieren blijven daaraan goed plakken.

Een eekhoorn heeft vier vlijmscherpe, sterke tanden. Daarmee kan hij hard voedsel stukbijten, zoals noten en zaden.

Bewegen

• zoolgangers
• teengangers
• topgangers (hoefgangers)
• aanpassing op de ondergrond

Aanpassing aan de ondergrond

De manier van lopen is een aanpassing aan de ondergrond.

Harde ondergrond =dieren die op de toppen van hun poten lopen in het voordeel. Zij kunnen grote passen maken= snel kunnen lopen, 

bv.een paard op een steppe (hard, droog grasland). 

Zachte ondergrond=

gemakkelijker om op de hele voet te lopen. Dan zakken de poten niet zo diep weg, bijvoorbeeld een beer op een zachte bosgrond.

 Zoolgangers lopen meestal langzamer dan topgangers.

Verdediging bij dieren

tegen vijanden:

• stekels of gifstekels
• schutkleur -> onzichtbaar
• schild 

• tegen de omgeving:
• vacht

Hoe zit het bij planten?

• aanpassingen tegen uitdroging
• kleine dikke/ grote dunne bladeren
• veel / weinig wortels 

vochtig milieu

droog milieu

Verdediging bij planten

• stekels
• brandharen
• maken van gifstof -> verlamming insecten 

kegelsnavel

zeefsnavel

priemsnavel

pincetsnavel

haaksnavel

Zowel de schildpad als de dolfijn hebben een gestroomlijnd lichaam

1. onjuist
2. juist

Wat is zijn aanpassingen bij planten om uitdroging te voorkomen?

1. Grote, platte bladeren
2. Kleine, dikke bladeren
3. een klein wortelstelsel
4. een groot wortelstelsel

Een paard is een...

1. zoolganger
2. topganger
3. teenganger

Welke aanpassing heeft een bramenplant?

1. stekels
2. brandharen
3. gifstof
4. gifstekel

Noem een aanpassing bij planten

Noem een aanpassing bij dieren

AAN DE SLAG!

BB= 1.7 opdracht 1 t/m 8 (6 OVERSLAAN)

KGT= 1.5 opdracht 1 t/m 8 (5 OVERSLAAN)