'24 Mavo Reading

Wat is skimmen?
A
De vraag lezen en het antwoord kiezen
B
raden wat het moeilijke woord zou kunnen betekenen
C
het eerst naar de tekst kijken zonder deze te lezen zodat je ongeveer weet waar de tekst over gaat
D
gericht zoeken naar de antwoorden op de vragen
1 / 29
suivant
Slide 1: Quiz
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Wat is skimmen?
A
De vraag lezen en het antwoord kiezen
B
raden wat het moeilijke woord zou kunnen betekenen
C
het eerst naar de tekst kijken zonder deze te lezen zodat je ongeveer weet waar de tekst over gaat
D
gericht zoeken naar de antwoorden op de vragen

Slide 1 - Quiz

Wanneer ga je scannen?
A
als je weten wat een woord betekent.
B
als je het antwoord op een vraag wil weten.
C
als je wilt weten wat er in de eerste en laatste alinea van een tekst staat.
D
als je wilt kijken naar de titel, kopjes en tussenkopjes.

Slide 2 - Quiz

Strategies for "Reading test"
  1. TIP: Keep track of the time.
  2. SKIMMEN: look at the title(s), pictures and lay-out. What do you already know about the subject? 
  3. Difficult words: Try to understand difficult words by looking at the context. Read the sentences around the word. Does the word look like a word you already know? 
  4. SCANNEN: Scan the text looking for a specific word, number or name. Look for capital letters if applicable. 
  5. ELZA: Read the first and last line of the paragraph.
  6. Close reading: read word by word, line by line, to find the answer to the question. 
  7. Remember!! The answer is always in the text!

Slide 3 - Diapositive

Which language do you answer open questions in?
A
Dutch
B
English
C
Either Dutch or English

Slide 4 - Quiz

Are you allowed to use a dictionary?
A
yes
B
no
C
I don't know

Slide 5 - Quiz

Any idea how many questions you could expect?
A
20 - 25
B
25 - 30
C
30 - 35
D
35 - 40

Slide 6 - Quiz

Words
Do you know the following words?

Slide 7 - Diapositive

likewise

Slide 8 - Question ouverte

in the mean time

Slide 9 - Question ouverte

besides

Slide 10 - Question ouverte

purpose
A
opzettelijk
B
doel
C
misschien
D
alhoewel

Slide 11 - Quiz

therefore

Slide 12 - Question ouverte

describe

Slide 13 - Question ouverte

rather than

Slide 14 - Question ouverte

Questions
Do you know these questions?

Slide 15 - Diapositive

How does the writer introduce the topic?
A
Hoe stelt de schrijver zich voor?
B
Hoe introduceert de schrijver zichzelf?
C
Hoe introduceert de schrijver het onderwerp?
D
Hoe schrijf je een introductie?

Slide 16 - Quiz

What does the word refer to?
A
Waar wijs je naar?
B
Waar verwijst het woord naar?
C
Wat betekent het woord wijzen?
D
Wat doet het woord verwijzen daar?

Slide 17 - Quiz

What is the main point of paragraph 5?
A
Wat is het belangrijkste punt in alinea 5?
B
Wat is het punt van alinea 5?
C
Welk punt wordt niet gemaakt in alinea 5?
D
Is dat het punt van alinea 5?

Slide 18 - Quiz

What is mentioned about dogs?
A
Wat is er met honden?
B
Hoe worden honden vaak genoemd?
C
Hoe noem je een hond?
D
Wat wordt er gezegd over honden?

Slide 19 - Quiz

What becomes clear in line 17?
A
Dat is duidelijk regel 17.
B
Wie schreef regel 17?
C
Wat wordt er duidelijk in regel 17?
D
Regel 17 lijkt mij duidelijk.

Slide 20 - Quiz

What can be concluded in paragraph 3 and 4?
A
Welke conclusie wordt er gemaakt?
B
Welke conclusie wordt er duidelijk in alinea 3 en 4?
C
Is dat de conclusie van de tekst in alinea 3 en 4?
D
Wat is de conclusie?

Slide 21 - Quiz

Which of the following words mean ...
A
Wat betekenen deze woorden?
B
Wat betekent het volgende?
C
Welke van de volgende woorden betekent...
D
Wie is bekend met de volgende woorden?

Slide 22 - Quiz

Time to practise!

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Vidéo

Extra havo practise on the next slides -> 

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Lien

Slide 28 - Lien

Slide 29 - Lien