Oefentoets 4.1, 4.2 en 4.3

Oefentoets 4.1, 4.3 en 4.3

2 VWO
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Oefentoets 4.1, 4.3 en 4.3

2 VWO

Slide 1 - Diapositive

Instructie
  1. Je krijgt hierna oefenvragen die je kunnen helpen bij het voorbereiden op het proefwerk.
  2. Nadat de oefentoets is gemaakt, kunnen jullie zelf je antwoorden checken.
  3. Schrijf je foute antwoorden op en gebruik dit om nog eens extra naar te kijken bij het leren.
  4. Succes! 

Slide 2 - Diapositive

Wat is een goede omschrijving van ‘burgers’ tijdens de Franse Revolutie en in de huidige tijd?
A
Inwoners van een land met bepaalde voorrechten
B
Inwoners van een land die mogen stemmen
C
Inwoners van een land met gelijke rechten en plichten
D
Inwoners van Frankrijk

Slide 3 - Quiz

1e Stand
2e Stand
3e Stand
geestelijken
adel
boeren en burgers
Betaalt belasting 
grootgrondbezitters
woont een groot deel van het jaar op paleis Versailles

Slide 4 - Question de remorquage

Welk begrip past het best bij de manier van regeren van Lodewijk XIV?
A
Absolutisme
B
Democratie
C
Centralisatie
D
Vrijheid

Slide 5 - Quiz

Waarom hoefde de Franse koning de Staten-Generaal tijdens het absolutisme nooit bij elkaar te roepen?

Slide 6 - Question ouverte

Noem 2 belangrijke problemen in het Frankrijk van Lodewijk XVI

Slide 7 - Question ouverte

Wat is geen kenmerk van het absolutisme onder Lodewijk XIV?
A
Er komen hervormingen in de economie
B
Het Edict van Nantes wordt ingetrokken
C
De adel komt op Versailles wonen
D
Er werden weinig oorlogen gevoerd

Slide 8 - Quiz

Waarom liet Lodewijk XIV alle adel bij hem in Versailles wonen?
A
Hij wilde veel mensen om zich heen hebben omdat hij zich anders eenzaam voelde.
B
Hij wilde dat alle adel samen was zodat ze zich konden verdedigen tegen de revolutie.
C
Hij vertrouwde de adel niet en wilde ze goed in de gaten kunnen houden.

Slide 9 - Quiz

Noem twee manieren waarop Lodewijk XIV zijn problemen met de hoge adel oploste.

Slide 10 - Question ouverte

Je ziet een Franse spotprent uit 1789. Welke uitspraak over de tekening is waar?
Gebruik de bron
A
De onderste man, die krom loopt, hoort bij de derde stand. De tekenaar wil met deze tekening zeggen dat het goed is om de derde stand hard te laten werken.
B
De onderste man, die krom loopt, hoort bij de derde stand. De tekenaar wil met deze tekening zeggen dat de derde stand wordt uitgebuit door de eerste en de tweede stand.
C
De bovenste twee mensen horen bij de derde stand. De tekenaar wil met deze tekening zeggen dat de derde stand lui is en harder zou moeten werken.
D
De bovenste twee mensen horen bij de derde stand. De tekenaar wil met deze tekening zeggen dat de derde stand bestaat uit verstandige mensen die anderen voor zich laten werken.

Slide 11 - Quiz

Zet de zinnen in de juiste volgorde van tijd. Begin met de gebeurtenis die het langst geleden is.
LodewijkXIV laat het paleis in Versailles bouwen
Lodewijk XIV laat het edict van Nantes ongeldig verklaren
Het volk kwam in opstand tegen een belastingverhoging. Lodewijk en Anna moesten uit Parijs vluchten.
Lodewijk XIV werd officiëel gekroond en hij besluit om helemaal alleen te regeren.
Anna van Oostenrijk regeerde als regentes namens haar zoon Lodewijk XIV

Slide 12 - Question de remorquage

Hoe werden de ideeën van de verlichting verspreid?
A
Deze ideeën werden gedrukt in boeken en kranten.
B
Er werd op de radio verteld over deze ideeën.
C
Universiteiten gingen lesgeven over de ideeën.
D
Verlichtte denkers bespraken de ideeën in salons.

Slide 13 - Quiz

De verlichtingsfilosoof John Locke was een voorstander van het absolutisme.
A
Waar
B
Onwaar

Slide 14 - Quiz

Leg uit wat de Trias Politica is en wat het doel hiervan is.
En wie dit bedacht had.

Slide 15 - Question ouverte

Horen de uitspraken bij absolute vorsten of verlichte denkers?
Absolute vorsten
Verlichte denkers
Als bestuurders slecht besturen, moeten ze vervangen worden
Elke staat moet een grondwet hebben
De macht moet verdeeld zijn tussen de regering, het parlement en de rechters
Een koning hoeft zijn besluiten niet uit te leggen
Iedereen moet zich aan de wet houden
Mensen hebben mensenrechten
Koningen hebben hun macht van het volk gekregen
Koningen hebben hun macht van God gekregen

Slide 16 - Question de remorquage

Leg uit waarom de Verlichting als één van de oorzaken kan worden genoemd voor het uitbreken van de Franse Revolutie.

Slide 17 - Question ouverte

Einde!
Check je antwoorden zelf.

Slide 18 - Diapositive