W2M-16042021

• Duits
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 2

Deutschstunde 16. April 2021

blz. 119/120 oef. 24 + 25
Wat snap je niet?

Was machen wir heute?

- Wiederholung Kapitel 8

- Selbständig arbeiten

- Abschluss

Leerdoelen

begrijpen

Je begrijpt de lesstof van hoofdstuk 8.

>> volgende week heb je hierover

een proefwerk

Leren voor toets ....

In Kapitel 8: 

blz. 98 + 99 woordenschat NL/D + D/NL

blz. 88 + 100 Sprachmittel

blz. 99 + 100 Grammatik

Hoe vertaal je 'moeten' als iemand anders het zegt / als het is een morele verplichting is

1. müssen
2. dürfen
3. können
4. sollen

Hoe vertaal je 'moeten' als het anders een negatieve consequentie heeft / als het duidelijk niet anders zijn kan

1. sollen
2. müssen
3. mögen
4. wollen

Wat is het verschil tussen 'dürfen' en 'mögen'?

1. mögen = mogen (NLs) dürfen = durven (NLs)
2. mögen = leuk vinden (NLs) dürfen = toestemming hebben (NLs)

Neem je boek voor je .....

Blz. 99/100 - Grammatik

modale werkwoorden

Wat was er bijzonder bij de vervoeging van de modale werkwoorden?

Übersetze:
Du ......... (mogen) abends nicht mehr aus dem Haus.

Übersetze:
Seine Mutter sagt, er ........ (moeten) nach Hause kommen.

Übersetze:
Hannah ........ (kunnen) nicht Auto fahren.

Es ..... (moeten) heute Nacht geregnet haben, alle Straßen sind nass.

Wir lernen ....

Wortschatz

höre gut zu!

'frieren' ist auf Niederländisch?

1. vriezen
2. het koud hebben
3. rillen
4. zweten

00:59

Jamie ist es kalt ....
warum?

1. Sie hat keine Jacke.
2. Sie hat keinen Schal.
3. Sie hat keine Mütze und keine Handschuhe.

03:04

Nicole trägt ....

1. eine lange Unterhose
2. sehr lange Strümpfe
3. eine blaue Jacke
4. dünne Handschuhe

05:06

Ibukun trägt etwas Lustiges. Es sind ...

1. Beinwärmer
2. Legwarmer
3. Pulswärmer