3.3 Lezen herhalen en voorbereiden toets

oefenen voor de toets hoofdstuk 2 en 3H
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

oefenen voor de toets hoofdstuk 2 en 3H

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen:
* Je kunt een betoog lezen 

* Je kunt vaststellen of informatie subjectief is 

* Je kent de functies van inleiding en slot 


Slide 2 - Diapositive

welke (vier) tekstdoelen ken je?

Slide 3 - Question ouverte

Wat is het doel van een reclame?
A
Activeren
B
Informeren
C
A en B zijn beide juist

Slide 4 - Quiz

Betoog

Slide 5 - Carte mentale

Betoog
Een schrijver geeft zijn mening en licht deze toe met argumenten.

Het doel van een betoog is de ander overtuigen van je mening.



Slide 6 - Diapositive

Driedeling
Inleiding: de schrijver formuleert zijn mening

Kern: hij geeft argumenten voor zijn mening

Slot: hij trekt een conclusie of vat het belangrijkste samen
(voorbeeld)

Slide 7 - Diapositive

Betoog
  • De mening van de schrijver = subjectieve informatie

vb: Alle leerlingen mogen spiekbriefjes gebruiken bij toetsen. 

Argumenten:
  1. subjectief  - Het is fijn als je je antwoord nog even kunt checken.
  2. objectief - De cijfers zullen hoger zijn. 

Slide 8 - Diapositive

Onthouden
In een betoog zit altijd subjectieve informatie. De mening die de schrijver geeft is altijd subjectief. De argumenten kunnen zowel subjectief als objectief zijn.

Slide 9 - Diapositive

objectieve informatie
- neutraal
- feiten
- encyclopedie (Wikipedia)
- nieuwsbericht
- kun je controleren 
- lezer mag verwachten dat het waar is 

Slide 10 - Diapositive




objectief? of subjectief?

Slide 11 - Diapositive

Tekstopbouw
tweedeling: inleiding en kern
driedeling: inleiding, kern en slot

Slide 12 - Diapositive

Welke functies heeft een inleiding

Slide 13 - Question ouverte

Functies van een inleiding
Een inleiding is allereerst bedoeld om aandacht te trekken, zodat de lezer ook de rest van de tekst gaat lezen.
Andere functies die een inleiding kan hebben:
• het onderwerp noemen;
• de aanleiding noemen, aangeven waarom de tekst is geschreven;
• een vraag stellen, die later in de tekst wordt beantwoord;
• de mening geven, die later in de tekst beargumenteerd wordt;
• een samenvatting van de inhoud geven.

Slide 14 - Diapositive

Functies van een slot
Een slot kan verschillende functies hebben:
• een conclusie of een samenvatting van de inhoud geven;
• een advies of een waarschuwing geven.

Slide 15 - Diapositive

Tussenkopjes 
Het doel van tussenkopjes is => de leesbaarheid verhogen.

Een tussenkopje kan:
  • het deelonderwerp noemen van één of meerdere alinea's.
  • belangrijke informatie noemen over een deelonderwerp.

Slide 16 - Diapositive

Beoordeel internetteksten kritisch
* Geeft de tekst antwoord op (een deel van) je vraag?
* Komt het doel overeen met jouw doel?
* Is de tekst begrijpelijk?
* Is de bron betrouwbaar?

Slide 17 - Diapositive

Wat is een interne link?

Slide 18 - Question ouverte

interne en externe links
intern = binnen een bepaalde groep
extern = buiten iets liggend

internetteksten

Slide 19 - Diapositive

Hoe weet je of je een meervoud van een zelfstandig naamwoord op -iën of -ieën moet schrijven?

Slide 20 - Question ouverte

Wanneer gebruik je een komma?
- tussen twee gezegdes in een samengestelde zin
- in een opsomming
- tussen twee bijvoeglijke naamwoorden
- bij woorden als toch, ja, hoor, oké
- voor een voegwoord, als dat midden in een zin staat

Slide 21 - Diapositive

Hoofdletters, hoe zat het ook alweer? Wanneer gebruik je een hoofdletter?

Slide 22 - Question ouverte

Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
Achtstegroepers Huilen Niet
B
Achtstegroepers huilen niet

Slide 23 - Quiz

Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
Kerstcadeau
B
kerstcadeau

Slide 24 - Quiz

Hoofdletter of een hoofdletter?
A
Kerstmis
B
kerstmis

Slide 25 - Quiz

Hoofdletter of een hoofdletter?
A
Ameland
B
ameland

Slide 26 - Quiz

Ik ... (worden) moe van spelling.
pv-tt
A
wordt
B
wort
C
word

Slide 27 - Quiz

Spelling: pv tegenwoordige tijd

Welke zin is goed gespeld?
timer
0:15
A
Anna verbied haar broertje binnen te komen.
B
Anna verbiedt haar broertje binnen te komen.

Slide 28 - Quiz


Kies de juiste spelling van de pv in de verleden tijd.

A
Ik verwachte
B
Ik verwachtte

Slide 29 - Quiz


Kies de juiste spelling van de pv in de verleden tijd.

A
Ik besteede
B
Ik besteedde

Slide 30 - Quiz

Spelling: pv tegenwoordige tijd

Welke zin is goed gespeld?
timer
0:15
A
John verhuist volgend jaar naar stamgroep 1M.
B
John verhuisd volgend jaar naar stamgroep 1M.

Slide 31 - Quiz

wat is een voltooid deelwoord
A
en werkwoord in de verleden tijd
B
een voltooid woord
C
een woord dat aangeeft dat iets klaar is, dat begint met ge- be- her- ver- er- of ont-
D
een werkwoord in de tegenwoordige tijd

Slide 32 - Quiz

Een voltooid deelwoord ...
A
staat altijd aan het begin van een zin
B
staat vaak in het midden van een zin
C
staat meestal aan het eind van een zin

Slide 33 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord?
A
loop
B
liep
C
gelopen

Slide 34 - Quiz

Wat is een voltooid deelwoord?
A
bedoelt
B
bedoeld
C
zeg
D
sprak

Slide 35 - Quiz

Tips en tops voor mijn lessen (anoniem)

Slide 36 - Question ouverte