Present Continuous

• Engels
• Middelbare school
• vmbo
• Leerjaar 1-4

Present Continuous

Aan het einde van de les kun je:

• de Present Continuous herkennen
• de Present Continuous gebruiken
• de Present Continuous toepassen

Wat weet je al over de Present Continuous?

Ik weet alles al

Ik weet er een beetje van af

Het komt me wel bekend voor...

Ik weet hier nog niets over

PRESENT CONTINOUS

Present contiNUous: gebeurt NU 

Always use this form:

1. am, is / are 

2. infinitive

3. -ing 

Example: They are working now

Present Simple

Gebruik je bij: feiten en gewoontes

Herkenningswoorden: 

always, never, sometimes, often, every regularly, usually, normally

Present Simple

	I / you / we / they	he / she / it
+	onderwerp ww	onderwerp ww+s
-	onderwerp don't ww	onderwerp doesn't ww
?	Do onderwerp ww	Does onderwerp ww

vb: 

I walk, I don't walk, Do I walk

He walks, he doesn't walk, Does he walk

Present Simple: To Be

+	I am	You are	He is
-	I am not	We are not	She is not
?	Am I	Are they	Is it?

Present continuous

The present continuous consists of a form of be followed by the -ing form of a verb (werkwoord). 

I am working

you are working

he/she/it is working

we are working

you are working

they are working

1. Ik weet wat de Present Continuous is.

• duurvorm / -ingvorm
• je vertaalt het met 'aan het .....'
  

2. Ik kan de Present Continuous maken.

to be (zijn)

AM

ARE

IS

werkwoord

ING

+

+

3. Ik weet wanneer ik de Present Continuous gebruik.

• now / at the moment / listen, ..... / look, .....
  
• de handeling duurt even (aan het praten, aan het slapen, aan het lezen, etc.)
  

Oh ja!

sommige werkwoorden eindigen op een 'stomme e'

(je schrijft hem wel maar je hoort hem niet)

move - moving

drive - driving

hope - hoping

make - making

Oh ja! Oh ja!

sommige werkwoorden krijgen een verdubbeling van de medeklinker

run - running

plan - planning

swim - swimming

stop - stopping

They .......... (read) the book The city of bones.

1. are reading
2. am reading
3. is reading

Max Verstappen .......... (race) at the track.

1. is raceing
2. are racing
3. is racing
4. are racing

We .......... (drink) some tea.

1. am drinking
2. are drinking
3. is drinking

It .......... (freeze) in here.

1. is freezing
2. are freezing
3. is freezeing
4. are freezeing

It .......... (rain) right now.

1. is raining
2. are raining

Ik kan de Present Continuous maken.

1. Ja :-)
2. Nee :-(
3. Een beetje

My dad ... (to cook) on the BBQ

De Present Continuous gebruik je...

1. bij iets wat je aan het doen bent
2. bij iets wat je nooit doet
3. bij iets wat je vaak doet
4. bij iets wat je later gaat doen

I ... (not eat) chocolate now.

... (he - drink) soda at the moment?

My sisters ... (to sleep) in their room.

Maak een positieve zin waarin je de Present Continous gebruikt

Maak een negatieve zin waarin je de Present Continuous gebruikt

Maak een vragende zin waarin je de Present Continuous gebruikt

Voor mij is de Present Continuous nu...

Helemaal duidelijk!

Nog niet helemaal duidelijk.

Helemaal niet duidelijk.