Groene productie H1: herhalingsles

Herhalingsles Hoofdstuk 1
Vermeerderen, telen en oogsten

Groene productie 

1 / 53
suivant
Slide 1: Diapositive
Groene productieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3,4

Cette leçon contient 53 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 135 min

Éléments de cette leçon

Herhalingsles Hoofdstuk 1
Vermeerderen, telen en oogsten

Groene productie 

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Het bebouwen van grote akkers. Met bijvoorbeeld graan of aardappels
Akkerbouw
Veeteelt
Tuinbouw
Het kweken van groenten, fruit en planten op kleinere oppervlaktes
Het houden van dieren voor melk, vlees en eieren

Slide 4 - Question de remorquage

Kleinschalige bedrijven hebben minder grond en kleinere stallen. Daardoor is hun opbrengst groter.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quiz

Slide 6 - Diapositive

Sleep de plaatjes naar de juiste teeltwijze:
Open teelt
Gesloten teelt

Slide 7 - Question de remorquage

Slide 8 - Diapositive

Een fabriek die yoghurt maakt is een...
A
Verwerkingsbedrijf
B
Vermeerderingsbedrijf
C
Toeleveringsbedrijf
D
Productiebedrijf

Slide 9 - Quiz

Een pluimveebedrijf is een...
A
Verwerkingsbedrijf
B
Productiebedrijf
C
Toeleveringsbedrijf
D
Vermeerderingsbedrijf

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Welke drie manieren van zaaien ken je?

Slide 13 - Question ouverte

Welk gewas zaai je breedwerpig
A
mais
B
gras
C
graan
D
aardappelen

Slide 14 - Quiz

Welk gewas zaai je op rijen?
A
mais
B
gras
C
graan
D
uien

Slide 15 - Quiz

Welk gewas precisie zaai je?
A
mais
B
gras
C
graan
D
uien

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Diapositive

Welke van de volgende gewassen poot je?
A
tulpenbollen
B
uien
C
lavendelplanten
D
aardappelen

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Diapositive

Wat is een generatieve vorm van vermeerdering
A
zaaien van Afrikaantjes
B
stekken buxus
C
tulpen bollen planten
D
aardappels poten

Slide 20 - Quiz

Wat is een voordeel van generatieve vermeerdering?
A
de planten zijn precies gelijk aan de moederplant
B
met een gezonde moederplant verklein je de kans op ziektes
C
je kunt in korte tijd veel nieuwe planten produceren
D
je kunt betere exemplaren maken door te kruisen

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Diapositive

Wat is een voordeel ven vegetatieve vermeerdering

A
er ontstaan unieke nieuwe planten
B
je kunt betere exemplaren maken door te kruisen
C
je kunt zaad veel langer bewaren dan stekjes
D
je weet precies wat voor planten je krijgt, ze zijn gelijk aan de moederplant

Slide 23 - Quiz

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

Stekmedium
A
heeft veel voedingsstoffen
B
heeft weinig voedingsstoffen

Slide 28 - Quiz

Zaaimedium is het zelfde als stekmedium
A
Ja
B
Nee

Slide 29 - Quiz

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Diapositive

Vegetatief
Generatief
Bloemen
kruizen
geslachtelijk
Ongeslachtelijk
Moerplant
Wondweefsel
Afleggen
Stuifmeel
Veredelen
Enten
Oog

Slide 34 - Question de remorquage

Slide 35 - Diapositive

Wat zijn de oogstbare delen van een zonnebloem?
A
de bol en de bloem
B
de wortel en de bloem
C
het zaad en de bloem
D
de knol en de bloem

Slide 36 - Quiz

Welk deel eet je bij sla?
A
de wortel
B
de stengel
C
de bloem
D
het blad

Slide 37 - Quiz

Slide 38 - Diapositive

Waar houdt een kweker rekening mee als hij het tijdstip van oogsten bepaalt?
A
het gewicht van het product en vraag&aanbod
B
de dag van de week, vraag&aanbod en het weer
C
de oogstrijpheid, vraag&aanbod en het weer
D
de oogstrijpheid, de dag van de week en het weer

Slide 39 - Quiz

Slide 40 - Diapositive

Wanneer oogst een kweker zijn gewas handmatig?
A
als de producten stevig zijn
B
als de producten kwetsbaar zijn
C
als het regenachtig weer is
D
als ze op grote percelen staan

Slide 41 - Quiz

Slide 42 - Diapositive

Slide 43 - Diapositive

Slide 44 - Diapositive

Slide 45 - Diapositive

Slide 46 - Diapositive

Slide 47 - Diapositive

Slide 48 - Diapositive

Worden bij jou thuis sla, fruit en aardappelen op dezelfde plaats bewaard?
A
ja
B
nee

Slide 49 - Quiz


Welke elementen zijn het belangrijkste bij het bewaren van een product?
A
luchtvochtigheid en koolstofdioxidegehalte in de ruimte
B
stapelmethode, temperatuur en hoeveelheid zonlicht
C
temperatuur, hoeveelheid licht en luchtvochtigheid
D
temperatuur, zuurstofgehalte en aantal vierkante meters van de opslagruimte

Slide 50 - Quiz

Waarom is het verstandig een product te koelen na de oogst en tijdens het vervoer?
A
Zo krijgen micro-organismen minder kans zich te ontwikkelen
B
Zo kun je de luchtvochtigheid hetzelfde houden
C
Zo voorkom je dat de producten gaan ruiken
D
Zo zorg je dat bijvoorbeeld aardappelen kunnen uitlopen

Slide 51 - Quiz

Wat regelt een klimaatcomputer?
A
Die regelt het energieverbruik
B
Die zorgt dat alle geoogste producten op dezelfde manier bewaard worden
C
Die zorgt ervoor dat de temperatuur en luchtvochtigheid in de opslag constant blijven
D
Die zorgt ervoor dat de ventilatoren

Slide 52 - Quiz

Einde herhaling H1
Tips voor het leren:
  • maak de "test jezelf"
  • oefen met de "flitskaarten"
  • maak een begrippenlijst (begrippen uitleggen in eigenwoorden)
  • maak een samenvatting

Slide 53 - Diapositive