Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Functiewoorden
Nieuw Nederlands
H5 en H6
(blz. 146-153)
(blz. 180-185)
Slide 1 - Diapositive
Leerdoelen
Je kent de betekenis van veelvoorkomende functiewoorden
Je kunt de functie van alinea's in een tekst benoemen
Je leert teksten beter te begrijpen
Slide 2 - Diapositive
vergelijking
Wie doet er wel eens boodschappen bij een supermarkt?
Slide 3 - Diapositive
Elke stelling heeft een eigen functie
Slide 4 - Diapositive
Elke stelling een functie 1
Loop je vanaf de ingang door de Jumbo dan herken je vanzelf de functie van elke stelling. Wasmiddelen staan in een andere stelling dan de bevroren pizza's.
Slide 5 - Diapositive
Elke stelling een functie 2
Vaak hangen er bordjes boven de stellingen. Meestal heb je die niet eens nodig. Je verwacht het snoep bij de koekjes.
Slide 6 - Diapositive
Elke alinea een functie 1
In een tekst heeft elke alinea een functie. Die hangt meestal niet als tussenkopje boven die alinea. Al lezend herken je de functie aan de woorden en zinnen.
Slide 7 - Diapositive
Elke alinea een functie 2
Zo verwacht je de oplossing niet in de inleiding en de oorzaken niet aan het einde van de tekst.
De wasmiddelen staan immers ook niet bij de diepvriespizza's
Slide 8 - Diapositive
Functiewoorden
Een tekstgedeelte heeft een bepaalde functie binnen de tekst. Dit duid je aan met een functiewoord!
In h5: aanbeveling, probleemstelling, tegenwerping, uitwerking, verklaring en weerlegging
In h6: aanleiding, afweging, anekdote, constatering, nuancering en vraagstelling
Slide 9 - Diapositive
Slide 10 - Diapositive
Verhaaltje dat de schrijver vertelt als illustratie bij het onderwerp van de tekst.
A
argument
B
constatering
C
conclusie
D
anekdote
Slide 11 - Quiz
Een goede raad
A
argument
B
afweging
C
aanbeveling
D
verklaring
Slide 12 - Quiz
De schrijver legt uit waarom iets is zoals het is.
A
argument
B
verklaring
C
conclusie
D
voorwaarde
Slide 13 - Quiz
Dat wat de schrijver tot het schrijven van de tekst aanzette.
A
anekdote
B
tegenwerping
C
conclusie
D
aanleiding
Slide 14 - Quiz
Vaststelling van een feit of verschijnsel
A
voorwaarde
B
relativering
C
constatering
D
conclusie
Slide 15 - Quiz
Nadenken over wat het beste is
A
afweging
B
relativering
C
constatering
D
conclusie
Slide 16 - Quiz
Waar komt een afweging vaak voor?
A
aan het begin van een tekst
B
in de bron van een tekst
C
in het middenstuk van een tekst
D
aan het eind van een tekst
Slide 17 - Quiz
Relativering
A
Resultaat van waarnemingen en overdenkingen van de schrijver.
B
De schrijver laat de betrekkelijkheid van iets zien, zwakt iets af.
C
Iets wat nodig is of eerst moet gebeuren voordat iets anders kan gebeuren
D
Verhaaltje dat de schrijver vertelt als illustratie bij het onderwerp van de tekst.
Slide 18 - Quiz
Definitie
A
Samenvattende omschrijving van de kenmerken van een begrip.
B
Iets wat nodig is of eerst moet gebeuren voordat iets anders kan gebeuren.
C
Nadenken over wat het beste is.
D
Voorwaarde of beperking bij een toezegging.
Slide 19 - Quiz
Conclusie
A
Jouw opvatting over iets stellen tegenover de mening van een ander.
B
Voorwaarde of beperking bij een toezegging.
C
Vaststelling van een feit of verschijnsel.
D
Resultaat van waarnemingen en overdenkingen van de schrijver.
Slide 20 - Quiz
Tegenwerping
A
Laten zien dat een argument niet juist is.
B
Jouw opvatting over iets stellen tegenover de mening van een ander.
C
Resultaat van waarnemingen en overdenkingen van de schrijver.
D
Voorwaarde of beperking bij een toezegging.
Slide 21 - Quiz
Weerlegging
A
Laten zien dat een argument/argumentatie niet juist is.
B
Extra, nauwkeuriger omschreven informatie bij een onderwerp
C
Het verduidelijken van iets door meer details te geven en/of de mening iets minder scherp te maken.
D
Formulering van een probleem met de bedoeling het te gaan oplossen
Slide 22 - Quiz
Uitwerking
A
Het verduidelijken van iets door meer details te geven en/of de mening iets minder scherp te maken.
B
De schrijver laat de betrekkelijkheid van iets zien, zwakt iets af.
C
Laten zien dat een argument/argumentatie niet juist is
D
Extra, nauwkeuriger omschreven informatie bij een onderwerp