aaneenschrijven

Spelling
Schrijf ik een woordcombinatie aaneen of komt er een spatie tussen?
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Spelling
Schrijf ik een woordcombinatie aaneen of komt er een spatie tussen?

Slide 1 - Diapositive

Doel van de les
Je kunt een vaste woordcombinatie goed toepassen in een zin.
Je schrijft daarbij het woord aaneen of met een spatie ertussen.

Slide 2 - Diapositive

Samenstellingen
- Hoofdregel is dat we woorden zoveel mogelijk aaneenschrijven.
- Twee bestaande woorden samenvoegen die samen een eenheid vormen.


Slide 3 - Diapositive

Voorbeelden:
vis+kom--> vissenkom
college+zaal-->collegezaal
hoge+druk+gebied-->hogedrukgebied
Hier+na-->Hierna

Slide 4 - Diapositive

Betekenisverschil door de spatie
Langeafstandsloper - iemand die lange afstanden rent
Lange afstandsloper - een afstandsloper die 2.20 meter is
Elke dag wordt het huisvuil gehaald 
Bah, wat is dit huis vuil.

Slide 5 - Diapositive

aaneen of een spatie
Een vaste samenstelling in een meer letterlijke betekenis krijgt een spatie.
Een vaste samenstelling in een minder letterlijke betekenis  wordt aaneengeschreven.

Slide 6 - Diapositive

Bijvoorbeeld:
Het jasje van het maatpak zit perfect, de broek is te kort.
Heb je genoeg, of denk je dat je tekort komt.
Ik woon hier al lang. (een hele tijd)
Ik weet allang wat er gaat gebeuren. (maar al te goed)

Slide 7 - Diapositive

Hij liet zien hoe warm het was en hoe ver.
A
goed
B
fout

Slide 8 - Quiz

Hoe zat dat ook al weer?
A
goed
B
fout

Slide 9 - Quiz

Je krijgt alles behalve het horloge.
A
goed
B
fout

Slide 10 - Quiz

Voor hoe lang heb je die fiets gehuurd?
A
goed
B
fout

Slide 11 - Quiz

Ga je zomaar weg, zonder iets te zeggen?
A
goed
B
fout

Slide 12 - Quiz

Was dat restaurant zover van het strand?
A
goed
B
fout

Slide 13 - Quiz

Ik weet niet of het zo juist is.
A
goed
B
fout

Slide 14 - Quiz

De basis school vond ik minder leuk.
A
goed
B
fout

Slide 15 - Quiz

Mijn vader is echt beresterk.
A
goed
B
fout

Slide 16 - Quiz

Opdrachten maken
Website
Eensteropdracht of tweesteropdracht

Slide 17 - Diapositive