Nederlands - Grammatica meervoud/verwijswoorden/voltooid deelwoord/tijden/verkleinwoorden

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b, k
• Leerjaar 1,2

Grammatica

- meervoud

- verwijswoorden

- voltooid deelwoord

- tijdsbepalingen

- verkleinwooren

Theorie - Meervoud

https://www.jufmelis.nl/spelling/meervoud-znw-gevorderde/meervoud-znw-gevorderde

Een zelfstandig naamwoord zoals "fiets" kun je vermenigvuldigen. Je kunt er dus twee of meer van maken.

We gaan het hebben over woorden waar je meervoud van kunt maken door er -en achter te zetten.
"fietsen" zijn dus meerdere fietsen.

Theorie - verwijswoorden

Verwijswoorden zijn woorden die verwijzen naar eerder (of soms later) genoemde woorden. 

Verwijswoorden die verwijzen naar personen zijn: 'hij', 'zij', 'ze', 'hem', 'haar' en 'zijn'.

Voorbeelden:

Dit lokaal is van meneer De Rooij. Hij is pauze aan het houden.

Marieke houdt van lezen. Haar boekenkast staat vol met boeken.

Daar loopt Joost. Ik krijg van hem nog vijf euro.

De taxichauffeur is erg zuinig op zijn auto.

Oma vertelt haar kleinkinderen graag over vroeger.

Theorie - voltooid deelwoord

 Een voltooid deelwoord begint meestal met ge-, maar ook vaak met be-, ver- of ont-.

rennen - gerend            luisteren - geluisterd          reizen - gereisd

fietsen - gefietst               pakken - gepakt               gebruiken - gebruikt

praten - gepraat             beloven - beloofd             vervelen - verveeld

ontmoeten - ontmoet             lopen - gelopen               worden - geworden 

Een voltooid deelwoord eindigt op:    -d     óf     -t      óf   -en 

https://wijzeroverdebasisschool.nl/uitleg/voltooid-deelwoord

Theorie - tijdsbepalingen

Je kunt zinnen vormen in verschillende tijden om aan te geven wanneer het zich afspeelt: 
de tegenwoordige tijd en de verleden tijd, maar ook de voltooide tijd.

Simpel uitgedrukt zegt de tegenwoordige tijd iets over een handeling die zich op het moment van spreken afspeelt.     "Maria loopt naar huis"

De verleden tijd iets over een handeling die zich al eerder heeft afgespeeld. 
"Maria liep naar huis"

Bij de voltooide tijd is er een PV (persoonsvorm) en een voltooid deelwoord. Dit gaat over een gebeurtenis die is begonnen in het verleden en nu is afgelopen. "Maria is naar huis gelopen"

Theorie - verkleinwoorden

https://www.jufmelis.nl/spelling/verkleinwoorden/uitleg

Verkleinwoorden zijn woorden met: -tje, -etje, -pje, -kje en -je. Welk van deze achtervoegsels wordt toegevoegd, hangt af van de slotklank van het eraan voorafgaande woord, en soms (ook) van de klemtoon.

Voorbeelden: 

Bloem - bloempje          fiets - fietsje           trui - truitje          bon - bonnetje          ketting - kettinkje