2022_week 44_2ha_les 2_Wiederholung Grammatik

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Du hast 3 min für:

Je hebt 3 min om: 

• Jacke aus


• Handy in die Tasche ohne tohn
• Laptop geschlossen auf dem Tisch
• Buch/ Heft/ Stift auf dem Tisch

• Als de timer is gestopt zie ik iedereen bezig met het schrijven van woordjes L. 1, 2, 3 op blz. 50
  

Wörter Lektion 1, 2, 3 schreiben

Was machen wir heute?

• Aufgabe Wörter schreiben
• Wörter abfragen
• Quiz
• An die Arbeit


• Abschluss/ Lernziel/ Hausaufgaben

Am Ende der Stunde........

- kannst du mindestens 5 Wörter von Lektion 1, 2,3 übersetzen dadurch, dass du die Wörter aufgeschrieben hast.

-kannst du den Präpositionen und Personalpronomen im vierten Fall ergänzen dadurch, dass du den Quiz spielt.

Schrijf de voorzetsels op die bij de 4e naamval horen

Hoe zeg je (u) in het Duits als het een lijdend voorwerp (4e naamval) is?

1. sie
2. Sie
3. es
4. euch

Hoe zeg je (hij) in het Duits als het een lijdend voorwerp is?

1. er
2. es
3. wir
4. ihn

Hoe zeg je (jullie) in het Duits als het een onderwerp is?

1. euch
2. ihr
3. sie
4. uns

Hoe zeg je (ik) in het Duits als het een lijdend voorwerp is?

1. ich
2. dich
3. mich
4. du

Hoe zeg je (jij) in het Duits als het een onderwerp is?

1. dich
2. du
3. er
4. ihn

der-Gruppe

ein-Gruppe

bepaalde lidwoorden der, die, das

bezittelijke voornaamwoorden

dies-, jed-, manch-, solch-, all-, welch-

ein

kein

Een persoonlijk voornaamwoord kan?.....

1. een zelfstandig naamwoord vervangen
2. staan meestal voor een zelfstandig naamwoord

Een bezittelijk voornaamwoord?.....

1. staat alleen
2. geeft een bezit aan

Für mein..........Bruder

mein

meinen

Für mein..........Schwester.

mein

meinen

meine

Gegen ein............Freund.

ein

einen

Ohne d..........Mann.

der

den

Sie macht sich Sorgen um d.........Spiel Samstag.

1. der
2. die
3. das
4. den

Ich habe........(haar) leider nicht gesehen.

Alles dreht um...........(hen).

Mario spielt heute Tennis gegen........(hem).

Hast .......(jij) etwas gegen.......(mij).

........(hij) hat keine Lust, ohne ..........(jou) zu trainieren.

An die Arbeit

• Machen Na klar online: kies een onderdeel wat je nog beter wilt oefenen

-Naamvallen: 
4.1, Aufgabe 10, 11, 12
-Bezittelijk voornaamwoord en voorzetsels: 
4.2, Aufgabe 1a, 9a, 9b, 9c, 11a
4.3, Aufgabe 1a, 1b

-Woordjes schrijven of woordtrainer 4.1, 4.2, 4.3
-Test jezelf 4.1, 4.2, 4.3

• De eerste 10 minuten in stilte
• Klaar: Na klar online, versterk jezelf------------->

Am Ende der Stunde........

- kannst du mindestens 5 Wörter von Lektion 1, 2,3 übersetzen dadurch, dass du die Wörter aufgeschrieben hast.

-kannst du den Präpositionen und Personalpronomen im vierten Fall ergänzen dadurch, dass du den Quiz spielt.

Abschluss

Niet inpakken - luisteren

• na startsignaal: inpakken
• wel blijven zitten - stil
• dan sluit ik de les af!
• dan: klaar :)

Das war's!

Viel Erfolg beim Lernen und Üben!