1TH unité 3 test voc | negation | verbes -er

• Frans
• Middelbare school
• vmbo t, havo, vwo
• Leerjaar 1

les heures

Welke schoolvakken
ken je in het Frans?

impossible

1. mogelijk
2. onmogeijk
3. misschien
4. waarom

Vertaal:
ensemble

1. samen
2. vaak
3. leuk
4. nu

Welk woord past niet in het rijtje?

1. les devoirs
2. la matière
3. l'entraînement
4. apprendre

Welk woord is een vraagwoord?

1. souvent
2. pourquoi
3. chouette
4. beaucoup

Je ... au basket.

1. joue
2. suis
3. comprends
4. rentre

Maak de zin af zodat het logisch is:
"Dis bonjour à ... "

1. français
2. demain
3. cinéma
4. Monique

Welk woord past niet in het rijtje?

1. vingt
2. trente
3. quarante
4. contente

Welke spelling is correct?

1. qu'est-ce que
2. qu est'ce-que
3. que est-ce que
4. qu-est c'que

Zet de dagdelen op volgorde van vroeg
naar laat. (sleep blauw over rood)

midi

le soir

le matin

demain

l'après-midi

Vertaal:
wiskunde (korte spelling + lidwoord)

Vertaal:
woensdag

Vertaal:
la matière préférée

je ne comprends pas

Noem alle dagen van
de week (in het Frans)

Zet de zinsdelen in de juiste volgorde.
(sleep blauw over rood)

ne

Mon frère

la télé

jamais

regarde

niets

1. ne...pas
2. ne...rien
3. ne...jamais
4. ne...plus

vous ...

1. regarde
2. regardent
3. regardons
4. regardez

Welk woord past niet in het rijtje?

1. j'aime bien
2. j'adore
3. je déteste
4. j'aime

Vertaal:
ik ben goed in Frans

1. je suis fort en français
2. je suis nul en français
3. je suis bien en français
4. je suis bon en français

bijna

1. tout
2. malade
3. vraiment
4. presque

Welke werkwoorden op -er
ken je in het Frans?

Wat is de uitgang bij het onderwerp :
"vous"

1. es
2. ons
3. ez
4. ent

Wat is de uitgang bij het onderwerp:
"Richard" ?

1. e
2. es
3. ons
4. ent

Maak af:
Les profs .... à 8 heures.

1. commence
2. commences
3. commencez
4. commencent

vertaal:
wij tekenen

1. nous dessinez
2. nous dessinons
3. nous redoublons
4. nous redoublent

Zet de zinsdelen op volgorde zodat je
een goede zin krijgt.

ne

pas

la série

La fille

regarde

Vul de juiste vorm in:
"dessiner" => L'enfant ... une voiture.

Vul de juiste vorm in:
"danser" => Tu ... avec moi?

Vul de juiste vorm in:
"donner" => Mia et Sara ... une fête.

Vul de juiste vorm in:
"regarder" => Vous ne ... pas la télé.

Bonne chance!