Mens en omgeving h 3 Textiel verzorgen

H 3 Textiel verzorgen
Na dit hoofdstuk weet je meer over:

  • De functie van textiel;
  • Waar textiel van gemaakt is;
  • Sorteren van wasgoed;
  • Behandeling van wasgoed;
  • Opruimen van wasgoed;
  • Ergonomisch werken;
  • Milieubewust werken.

1 / 45
suivant
Slide 1: Diapositive
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3,4

Cette leçon contient 45 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 6 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

H 3 Textiel verzorgen
Na dit hoofdstuk weet je meer over:

  • De functie van textiel;
  • Waar textiel van gemaakt is;
  • Sorteren van wasgoed;
  • Behandeling van wasgoed;
  • Opruimen van wasgoed;
  • Ergonomisch werken;
  • Milieubewust werken.

Slide 1 - Diapositive


Textiel betekent ‘geweven stof’.
  • Kleding,
  • Aankleding van een huis,  gordijnen of bank.
  • Huishouden ,, bijv een handdoek, vaatdoek of zeem.



Textiel heeft verschillende functies:

  • Beschermen tegen kou, warmte en vocht.
  • Met kleding kun je je uiterlijk aantrekkelijker maken. 
  • Met kleding kun je je ook onderscheiden van anderen (uniform, cultuur).
  • Met huishoudtextiel kun je schoonmaken en je hebt natuurlijk ook textiel om in te slapen, zodat je lichaam warm blijft.

Textiel

Slide 2 - Diapositive

Grondstoffen van textiel

Slide 3 - Diapositive

zijde
wol
viscose
linnen

Slide 4 - Question de remorquage

Wie doet de was?
(een van) mijn ouders, thuis
we doen zelf de was in de wasserette
we brengen de was naar de wasserij/ stomerij

Slide 5 - Sondage



Een samenstellingsetiket: 
op dit etiket kun je lezen uit welke vezels of grondstoffen het textielproduct gemaakt is.



Een was-/ behandelingsetiket: 
geeft aan hoe een textielproduct tijdens het wassen, strijken, drogen en reinigen moet worden behandeld. Het behandelingsetiket is opgebouwd uit symbolen.

Etiketten

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Vidéo

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Vidéo

Slide 10 - Vidéo

Het wasproces
  • Was sorteren: witte en bonte was uit elkaar moet houden. 
  • Bewaar was op een droge plaats om schimmel te voorkomen.
  • Bewaar was zo kort mogelijk. Hoe langer vuil op textiel zit, hoe
    hoe moeilijker het te verwijderen is.
  • Bewaar was op een koele plaats. Het wasgoed gaat minder
    snel onfris ruiken en bacteriën zullen zich minder snel
    vermenigvuldigen.


Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Vidéo



  • Sorteren ( wit, bont, fijn )
  • Lees het samenstellingsetiket en het behandelingsetiket

Houd rekening met:

  • Kleur
  • Grondstof
  • Vuilheid
  • Kleurechtheid
  • Nieuwigheid van het wasgoed


  • Maak alle zakken leeg.
  • Rol opgestroopte mouwen af.
  • Vlekken verwijderen of voorbehandelen.
  • Keer kleding binnenstebuiten, vooral broeken, truien en shirts met opdruk.
  • Doe ritsen en drukknopen dicht en knoop touwtjes samen.
  • Kleding met haakjes, klittenband of een beugel bh kunnen beter in een speciaal waszakje.

Voordat de was in de machine gaat!

Slide 13 - Diapositive

Handwas
  • Kwetsbare kledingstukken (wol, zijde)
  • Kledingstukken die kleur af geven 

Neem een bak met lauw warm water, los het wasmiddel op in het water en dompel het kledingstuk in het sop. Houdt het wasgoed wel in beweging, anders kan het verkleuren.

Slide 14 - Diapositive

Sleep het wasmiddel naar de juiste foto.

Slide 15 - Question de remorquage

De wasmachine
Wasprogramma:
  • Voorwas, hoofdwas, spoelen, centrifugeren.

Stappen voor het wassen met de wasmachine:
  • Vul de wasmachine met gesorteerde kledingstukken, niet te vol.
  • Kies het juiste programma
  • Gebruik het juiste wasmiddel. Doe dit in een wasmiddelzakje of in een wasbol.
  • Sluit de deur en zet de wasmachine aan.

Wasmiddel
In poedervorm, vloeibaar of in capsules . De meeste wasmachines hebben een lade waarin je bakjes ziet, die zijn voor het wasmiddel.

  • Lichte bonte was: bontwasmiddel.
  • Donker bonte was: wasmiddel voor donkere was.
  • Witte was: wasmiddelen voor witte was.
  • Wolwas en fijne was: speciaal wasmiddel voor kwetsbare was.


Slide 16 - Diapositive

Voor welke was is dit wasmiddel?
A
Fijne was
B
Witte was
C
Donkere was
D
Bonte was

Slide 17 - Quiz

Welk wasmiddel gebruik je om dit wasgoed te wassen?
A
bontwasmiddel
B
witwasmiddel
C
fijnwasmiddel
D
wolwasmiddel

Slide 18 - Quiz

Welk wasmiddel is geschikt voor een spijkerbroek
A
Wit wasmiddel
B
Bontwasmiddel
C
Fijn wasmiddel
D
Wolwasmiddel

Slide 19 - Quiz

Wanneer word de waswerking verminderd?
A
Bij teveel wasmiddel
B
Bij te weinig wasmiddel

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Vidéo


Hiernaast zie je de hardheid van het water van 2 verschillende gemeenten.
In welke gemeente heb je meer wasmiddel nodig?
A
gemeente Weert
B
gemeente Kampen
C
beiden evenveel
D
niet te zeggen

Slide 22 - Quiz

Bij het wassen moet je de juiste hoeveelheid wasmiddel gebruiken. Waarmee houd je rekening als je de hoeveelheid wasmiddel bepaalt?
A
Het merk wasmachine
B
De temperatuur van het water
C
De hardheid van het water
D
De kleur van het wasgoed

Slide 23 - Quiz

Wat wordt extra aan wasmiddelen toegevoegd om eiwithoudende vlekken te verwijderen uit vuile kleding?
A
emulgatoren
B
enzymen

Slide 24 - Quiz

In welk soort wasmiddelen zitten extra bleekmiddel en witmiddelen
A
Bont wasmiddelen
B
Fijn wasmiddelen
C
Wit wasmiddelen
D
Totaal wasmiddelen

Slide 25 - Quiz

Te veel was in de wasmachine
Te weinig was in de wasmachine
In beide gevallen
Verspilling van water en elektriciteit 
De was wordt niet goed schoon
Te veel schuim, waardoor je was gaat zweven
Wasmiddel blijft in de kleding zitten
Te weinig beweging in de trommel

Slide 26 - Question de remorquage

Drogen van wasgoed
  • Haal het wasgoed meteen uit de wasmachine, anders gaat het stinken of zelfs schimmelen.
  • Klop het wasgoed los voordat je het ophangt of in de droger doet
  • Controleer altijd op het etiket of het textiel in de droogtrommel mag.
  • Controleer de pluizenfilter in de droger en maak deze indien nodig schoon.
  • Gebruik het gewenste droogprogramma.

Voor- en nadeel wasdroger:
voordeel: snel/ als je weinig ruimte hebt
nadeel: duur, wasgoed slijt meer, gebruikt veel energie

Slide 27 - Diapositive

waarom strijken?
  • Om de kreukels er uit te krijgen zodat het glad is 
  • Om het textiel te ontsmetten ( bij ziekte en bij eerstehulpverlening) 

Wel of niet strijken?
  • Vouwgoed niet: Badhanddoeken, sokken en ondergoed 
  • Strijkgoed wel: Een blouse of shirt dat netjes glad moet zijn






Slide 28 - Diapositive

stoomstrijkijzer
strijkmachine

Slide 29 - Diapositive

Strijken en vouwen
Let bij het strijken op de volgende punten:

  • Stel het strijkijzer in op de juiste temperatuur.
  • Stel de strijkplank in op de juiste hoogte.
  • Het textiel moet glad op de strijkplank gelegd worden.
  • Beweeg het strijkijzer langzaam over de stof, zonder druk uit te oefenen.
  • Opdrukkingen en versieringen kunnen smelten onder het strijkijzer, strijk dus op de achterkant.
  • Laat na het strijken het strijkijzer eerst afkoelen voordat je het opruimt.

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Vidéo

Wat is de beste volgorde om te strijken
A
Van donker naar licht
B
Van heet naar lauw
C
Van lauw naar heet
D
Van licht naar donker

Slide 32 - Quiz

Welke stoffen mag je heet strijken
(3 stipjes)
A
katoen, linnen en viscose
B
acryl, nylon
C
wol
D
polyester, fleece

Slide 33 - Quiz

Hoe moet je deze trui strijken?
A
Je mag de trui niet strijken
B
Lauw strijken
C
Warm strijken
D
Heet strijken

Slide 34 - Quiz

Een strijkmachine is vooral geschikt voor:
A
kleding met plooien zoals broeken.
B
kleding die erg gekreukeld is
C
moeilijk te strijken kleding zoals blouses.
D
platgoed zoals theedoeken of lakens.

Slide 35 - Quiz

Waar begin je mee als je gaat strijken?
A
het pakken van de strijkplank
B
of je het textiel wel gestreken mag worden
C
het pakken van het strijkijzer
D
het maakt niet uit waar je mee begint

Slide 36 - Quiz

als je op je ergonomie let bij het strijken, dan let je op...
A
de stand van het strijkijzer
B
de hoogte van de strijkplank
C
het behandelingsetiket van het wasgoed
D
dat je je niet verbrand aan het strijkijzer

Slide 37 - Quiz

Strijk je Nylon en Synthetische stoffen op een hoge of lage temperatuur?
A
Hoog
B
Laag

Slide 38 - Quiz


met de hand over het hart strijken
A
Iets vergeven
B
Hij heeft er genoeg van
C
Hij is helemaal gezond.
D
Door en door

Slide 39 - Quiz

Waar moet je om denken als je de was gaat strijken?
A
Altijd over ritsen of knopen strijken.
B
Kleding met opdrukken binnenstebuiten strijken.
C
De was op de grond laten hangen.
D
De strijkplank op de verkeerde hoogte instellen.

Slide 40 - Quiz

Op hoeveel graden mag je strijken?
A
Lauw strijken
B
Niet strijken
C
Warm strijken
D
Heet strijken

Slide 41 - Quiz


  • Wees zuinig met water, volle wasmachine.
  • Wees zuinig met energieverbruik. Heb je zonnepanelen: dan overdag wassen
  • Bij voorkeur op 40 graden wassen, op 60 kost meer energie.
  • Je kunt de was ophangen in plaats van de droger gebruiken.
  • Doseer wasmiddelen goed. Bij het gebruik van een wasbol heb je de juiste dosering bij de hand

Wasmiddelen: 
  • Kies voor een milieuvriendelijk (goed afbreekbaar) wasmiddel, bijv. wasstrips of geconcentreerde wasmiddelen 


Het milieu

Slide 42 - Diapositive

Ergonomie

  • Zet de wasmand op een fijne werkhoogte.
  • Zet de wasmand vlakbij de machine en ga op de knieën zitten.
  • Stel de strijkplank op de juiste hoogte in.
  • Berg niet te hoog op.

Slide 43 - Diapositive

Opdrachten H3 Magister
Flip  De Was: Maak een instructiefilmpje waarin je laat zien:
hoe je de was sorteert in witte, bonte (gekleurde), donkere en fijne was/ vertel waarom je de was moet sorteren, hoe je een wasmachine aanzet ( zorg dat goed in beeld komt welke knoppen je instelt op de wasmachine). Je mag zelf kiezen of het een witte, bonte, donkere of fijne was is.

Flip : een overhemd strijken

Maak een instructiefilmpje waarin je laat zien dat je een overhemd kunt strijken. Zoek de informatie op in een werkkaart in je e-boek of bekijk een filmpje op Youtube (zoekterm Overhemd strijken). 





Slide 44 - Diapositive

Wat kun je na deze les?

  • Je kent Wasvoorschriften op kleding lezen en begrijpt wat de symbolen betekenen
  • Je kunt  wasgoed sorteren in witte, bonte (gekleurde) en donkere was
  • De juiste dosering gebruiken van een wasmiddel
  • Je kunt de wasmachine aanzetten op het juiste  programma met het juiste wasmiddel in de juiste dosis
  • Je kunt een blouse strijken op het juiste programma 









Slide 45 - Diapositive