Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 6 vidéos.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
tijdvak 7: Pruiken & Revoluties
1700 - 1800 (18e eeuw)
De Pruikentijd
Slide 1 - Diapositive
Welke overeenkomst hebben de mensen op de afbeelding?
In volgende dia antwoord geven op bovenstaande vraag.
Slide 2 - Diapositive
Welke overeenkomst hebben de mensen op de afbeelding?
Slide 3 - Question ouverte
Leerdoelen
Aan het eind:
1. kun je omschrijven wie in de 18e eeuw pruiken droegen en waarom;
2. kun je 2 / 3 gevolgen benoemen van de Verlichting en ook 2 / 3 Verlichte Denkers opsommen.
3. + weet je met 2 argumenten uit te leggen waarom Eise Eisinga een plekje verdiend in het geschiedenisboek.
Slide 4 - Diapositive
De tijd van Pruiken en Revoluties
1700-1800
In deze les kun je 13 punten verdienen!
Volgende dia: Waarom pruiken?
Slide 5 - Diapositive
Het dragen van pruiken begint met de Franse (zonne)koning Lodewijk XIV. Hij zegt dat hij alle macht van God heeft gekregen. Kortom, hij is een absolute vorst (absolutisme, droit divin --> goddelijk recht om te regeren)! Hij zegt dan ook: "L’état c’est moi!" (De regering, dat ben ik!)
Op zijn 17e wordt zijn haar al dunner en hij schaamt zich voor zijn beginnende kaalheid.
Oplossing? Dragen van een pruik met enorme zwarte krullen.
Tegen de stank wordt de pruik veel gepoederd. Deze poeders zijn vaak wit, vandaar de vele witte pruiken (maar er zijn ook blauwe en rode poeders die vooral vrouwen dragen).
Lodewijk XIV is een echte trendsetter, want met de pruik kun je je rijkdom tonen (een pruik is ook duur). De pruik wordt een statussymbool. Ook zijn opvolgers dragen pruiken.
Volgende dia: filmpje sketch Klokhuis - De pruik van Lodewijk (2:00)
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Vidéo
In de 18e eeuw (1700-1800, tijdvak 6 Pruiken & Revoluties) kent Nederland een slechte economie, terwijl ons land net uit de Gouden Eeuw (17e eeuw) komt.
Een heel klein groepje rijke families van handelaren en regenten (bestuurders van een stad) blijft enorm rijk en verlaten de stinkende stad en bouwen een 2e huis net buiten de stad (met name langs de rivier de Vecht, net buiten Amsterdam). Deze 2e huizen worden buitenhuizen genoemd. Nederland heeft zo'n 6000 buitenhuizen gekend, waarbij vaak ook in de tuin een theekoepel staat.
Waar wonen in Nederland de mensen met de pruiken?
Volgende dia: Klokhuisfragment (5:00) met daarna een quizvraag.
Slide 8 - Diapositive
Slide 9 - Vidéo
Twee uitspraken:
1. Theekoepels in de tuin van een buitenhuis is een echte Engelse / Nederlandse uitvinding.
2. Tijdvak 6: Pruiken & Revoluties vindt plaats in de 17 eeuw / 18e eeuw.
A
1. Engelse, 2. 17e eeuw
B
1. Engelsen, 2. 18e eeuw
C
1. Nederlandse, 2. 17e eeuw
D
1. Nederlandse, 2. 18e eeuw
Slide 10 - Quiz
Waarom heeft deze vrouw een lichtje boven haar hoofd?
Wat betekent zo'n lichtje?
Slide 11 - Diapositive
De stroming: de Verlichting
In Nederland gaat het dus slecht met de economie, maar in Frankrijk erg goed. In Frankrijk bestaat een standenmaatschappij (zie plaatje), in Frankrijk heet dit het Ancien Régime.
Steeds meer mensen uit de 3e stand worden ook rijker, maar hebben geen privileges (voorrrechten). Zo moet de 3e stand wel belasting betalen en de 1e en 2e stand niet!
De 1e en 2e stand vertellen dat de standenmaatschappij gemaakt is door God. God bepaalt alles!
Maar steeds meer rijke mensen uit de 3e stand gaan dit steeds minder geloven. Zij gaan rationeel denken (eerst je eigen gezonde verstand gebruiken). Want bestaat God wel als je Hem niet kan bewijzen?
Ben jij een rationeel denker? Dan ben jij aanhanger van de beweging / stroming de Verlichting en heet jij een Verlicht Denker(of Verlichter)
De Verlichting komt op in de 18e eeuw in de Westerse Wereld (zie plaatje).
Volgende dia: gevolgen Verlichting.
Slide 12 - Diapositive
Nieuwe ideeën :
De nieuwe ideeen van de stroming De Verlichting hebben gevolgen op:
1. politiek, 2. economie, 3. samenleving/ sociaal en 4. godsdienst.
1. Politiek:Driemachtenscheiding (wetgevende, rechtelijke en uitvoerende macht worden gescheiden en dat wordt vastgelegd in een grondwet.) Iedereen houdt zich aan de grondwet, ook de koning (rechtsstaat). Daarnaast is er sprake van volkssoevereiniteit (de bestuurders van het land krijgen toestemming van het volk om het land te besturen.
2. Economie: Eigenbelang (iedereen kan worden wat hij wil) en vrijmarkteconomie (vrijhandel)
3. Samenleving/ sociaal: Iedereen heeft dezelfde mensenrechten, bv vrijheid (bv van meningsuiting) en gelijkheid (bv man en vrouw).
4. Godsdienst:tolerantie (respect voor alle geloven) en scheiding van kerk en staat.
Volgende dia: voorbeelden Verlichte Denkers.
Slide 13 - Diapositive
Voorbeelden Verlichte Denkers:
John Locke (Engeland): "Ik vind dat alle mensen vrij en gelijk worden geboren. Iedereen bezit dus ook dezelfde grondrechten. De koning bewaakt deze grondrechten en krijgt zijn macht van het volk. Is de koning niet goed? Dan mag het volk een nieuwe koning kiezen.
Rousseau (Frankrijk): "Ik vind dat het volk de macht moet hebben. Er is geen koning nodig maar een gekozen Parlement. Daarom moet de democratie worden ingevoerd".
Voltaire (Frankrijk):"Ik vind dat je God moet vergelijken met een klokkenmaker. Hij heeft de aarde wel geschapen, maar bemoeit zich er verder niet meer mee. Dit heet deïsme. God aanbidden is prima, het maakt niet uit op welke manier. Kortom, wees tolerant". Ik geloof wel in God en ben dus geen atheïst.
Montesquieu (Frankrijk): "Een absoluut vorst (alleenheerser) zou altijd zijn macht misbruiken. Daarom moet de macht in drieen (driemachtenleer) worden gescheiden (wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht)".
Kant (Duitsland): "Ik vind dat de mensen 'mondig' moeten worden, dat ze zelf moeten durven een mening te vormen om zo mee te kunnen doen in de samenleving. Kortom, durf te denken!"
Volgendie dia: filmpje: Wat is de Verlichting? (1:30) met daarna quizvragen.
Slide 14 - Diapositive
Slide 15 - Vidéo
Twee uitspraken: 1. De Reformatie en de Wetenschappelijke Revolutie zijn oorzaken/ gevolgen van de Verlichting.
2. Wie vergelijkt God met een klokkenmaker?
A
1. oorzaken, 2. Rousseau
B
1. oorzaken, 2. Voltaire
C
1. gevolgen, 2. Rousseau
D
1. gevolgen, 2. Voltaire
Slide 16 - Quiz
Wie heeft de driemachtenscheiding (machtenleer) in de politiek bedacht?
A
Montesquieu
B
Kant
C
Locke
D
Rousseau
Slide 17 - Quiz
Hiernaast is de Standenmaatschappij in Frankrijk uitgebeeld in een spotprent.
Klik op de afbeelding om in te zoomen.
Twee uitspraken:
Uitspraak 1: Je ziet drie mannen, de onderste man komt uit de 1e stand.
Uitspraak 2: De maker van de spotprent is tegenstander van de Standenmaatschappij.
A
Alleen uitspraak 1 is juist
B
Alleen uitspraak 2 is juist
C
Beide uitspraken zijn juist
D
Beide uitspraken zijn onjuist
Slide 18 - Quiz
Twee zinnen:
1. De standenmaatschappij in Frankrijk begon al in de Middeleeuwen en bleef nog bestaan tot de periode van de Verlichting.
2. Tot op de dag van vandaag is al een paar honderd jaar in de politiek van westerse landen de driemachtenleer van Montesquieu aanwezig.
Bij welke zin is sprake van Continuïteit (blijft hetzelfde) en bij welke is sprake van Verandering?
A
1. Continuïteit, 2. Continuïteit
B
1. Continuïteit, 2. Verandering.
C
1. Verandering, 2. Verandering
D
1. Verandering, 2. Continuïteit
Slide 19 - Quiz
Sleep de 7 nieuwe ideeen van de stroming de Verlichting naar de juiste plek in de tabel:
Vrijheid van meningsuiting
Tolerantie
Eigenbelang
Gelijkheid (bv tussen man en vrouw)
Scheiding tussen kerk en staat
Vrijemarkt- economie
Driemachten- scheiding
Slide 20 - Question de remorquage
1. Een oorzaak/ gevolg van de Verlichting is het schrijven van een Enclyclopedie (1751) waarin alle kennis werd verzameld.
2. De koning, geestelijken en de adel waren het eens / oneens met de Verlichting.
A
1. oorzaak, 2. eens
B
1. oorzaak, 2. oneens
C
1. gevolg, 2. eens
D
1. gevolg, 2. oneens
Slide 21 - Quiz
Hoe ziet zijn woonkamer eruit?
Een van de bekendste Verlichte Denkers uit Nederland is Eise Eisinga.
Een dominee voorspelt dat in mei 1774 de aarde in de zon gaat verbranden.
Eise Eisinga is het hier niet mee eens en gaat in zijn vrije tijd 7 jaar lang aan het plafond in zijn woonkamer het planetenstelsel nabouwen. Eise Eisinga krijgt gelijk, want de aarde vergaat niet. Zijn huis in Franeker (Friesland) is nu een museum (planetarium).
Volgende dia: filmpje Eise Eisinga (5:00)
Slide 22 - Diapositive
0
Slide 23 - Vidéo
Deze vraag gaat over de Pruikentijd en de Verlichting.
Welke uitspraak is juist?
Aanhangers van de verlichting...
A
dachten dat je met religie (godsdienst) alles kunt verklaren.
B
wilden de maatschappij houden zoals deze was.
C
wilden een rechtsstaat met een grondwet.
D
Geen van de genoemde antwoorden is juist.
Slide 24 - Quiz
Deze les gaat onder ander over de Verlichting.
Het verhaal van Eise Eisinga past hier goed bij, want:
(volgende dia: vervolg filmje Eise Eisinga (9:00)
A
Eisinga geloofde niets van wat de predikant zei.
B
Eisinga bouwde het zonnestelsel na in zijn woonkamer.
C
Eisinga leefde van 1744-1828 in Friesland.
D
Geen van de genoemde antwoorden is juist.
Slide 25 - Quiz
Slide 26 - Vidéo
Objectief is een feit, subjectief is een mening.
Welke zin is een voorbeeld van een subjectieve zin?
A
Eise Eisinga schrijft op zijn 15e al een wiskundeboek van 650 bladzijdes.
B
Eise Eisinga heeft het eerste Planetarium ter wereld gebouwd en werkt nog steeds
C
Eise Eisinga was tegenstander van de koning (stadhouder). Daarom was hij bang voor de doodstraf en vluchtte naar Duitsland.
D
Alle genoemde voorbeeldzinnen zijn objectief
Slide 27 - Quiz
Bij het vak geschiedenis heb je 4 soorten onderzoeksvragen.
1. Beschrijvende vragen: gebruik je als meer wilt weten over een situatie of verschijnsel in het verleden.
2. Verklarende vragen: gebruik je als je wilt uitleggen waardoor dingen gebeurd zijn.
3. Vergelijkende vragen: gebruik je als je overeenkomsten en verschillen van een situatie of verschijnsel wilt weten.
4. Waarderende vragen: gebruik je om te onderzoeken wat jij ergens van vindt.
"Vind jij dat Eise Eisinga een plekje verdiend in het geschiedenisboek?" .....is een voorbeeld van een:
A
beschrijvende vraag
B
verklarende vraag
C
vergelijkende vraag
D
waarderende vraag.
Slide 28 - Quiz
Deze vraag gaat over de Pruikentijd.
Bij het vak geschiedenis wordt onderscheidt gemaakt in beschrijvende vragen, verklarende vragen en waarderende vragen.
Wat is een voorbeeld van een VERKLARENDE onderzoeksvraag die bij de bron past?
A
Hoe ziet het planetarium van Eise Eisinga eruit?
B
Op welke manier werd Eise Eisinga beïnvloed door de ideeën van de verlichting?
C
Wat vind je ervan dat Eisinga het planetarium in zijn eentje bouwde en daar 7 jaar over heeft gedaan?
D
Geen van de genoemde antwoorden is een voorbeeld van een VERKLARENDE onderzoeksvraag.
Slide 29 - Quiz
Twee uitspraken:
1. Eise Eisinga is groot voorstander / tegenstander van de stadhouder (koning) van Nederland in de 18e eeuw.
2. Het planetarium staat op de Unesco Werelderfgoedlijst. Een oorzaak / gevolg is dat jaarlijks duizenden toeristen het planetarium bezoeken.
A
1. voorstander, 2. oorzaak
B
1. voorstander, 2. gevolg
C
1. tegenstander, 2. oorzaak
D
1. tegenstander, 2. gevolg.
Slide 30 - Quiz
Twee uitspraken:
1. Eise Eisinga is gestorven in 1828. Kortom, hij is gestorven in tijdvak 7: Pruiken & Revoluties. 2. De dominee uit het filmpje is een atheïst.
(volgende dia: antwoord geven op leerdoelen).
A
1. juist, 2. onjuist
B
1. onjuist, 2. juist
C
Beide uitspraken zijn juist
D
Beide uitspraken zijn onjuist
Slide 31 - Quiz
Aan het eind:
1. kun je omschrijven wie in de 18e eeuw pruiken droegen en waarom;
2. kun je 2 / 3 gevolgen benoemen van de Verlichting en ook 2 / 3 Verlichte Denkers opsommen.
3. + weet je met 2 argumenten uit te leggen waarom Eise Eisinga een plekje verdiend in het geschiedenisboek.
Zet de cijfers 1 t/m 3 onder mekaar en geef per leerdoel UITGEBREID antwoord: