Naut thema 2 Leven om je heen

Naut, thema 2, leven om je heen
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieBasisschoolGroep 5

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Naut, thema 2, leven om je heen

Slide 1 - Diapositive

Eten, groeien, reageren, voortplanten en doodgaan zijn kenmerken van:
A
Levenloze dingen
B
Levende wezens

Slide 2 - Quiz

Een vliegtuig is
A
een dier
B
levenloos
C
dood
D
een vogel

Slide 3 - Quiz

Een dor blaadje op de grond is
A
dood
B
levenloos
C
levend

Slide 4 - Quiz

De juiste volgorde van de cirkel van het leven van een olifant is:
A
geboorte, voortplanten, volwassen worden, doodgaan
B
doodgaan, voortplanten, volwassen worden, geboorte
C
geboorte, doodgaan, voortplanten, volwassen worden
D
geboorte, volwassen worden, voortplanten, doodgaan

Slide 5 - Quiz

Een steen is
A
levenloos
B
dood

Slide 6 - Quiz

Zand in de zandbak is levenloos
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quiz

Een eekhoorn in winterslaap is
A
dood
B
levend
C
levenloos

Slide 8 - Quiz

Bacteriën zijn levende wezens
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quiz

Bacteriën kunnen zich voortplanten.
A
Ja, ze delen zich in 2-en.
B
Ja, ze delen zich in 4-en.
C
Nee, ze zijn levenloos
D
Nee, ze zijn dood.

Slide 10 - Quiz

Er zijn alleen maar slechte bacteriën.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quiz

Dieren kun je in groepen verdelen door naar hun kenmerken te kijken.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quiz

Zoogdieren, vogels, reptielen, amfibieën, vissen en insecten hebben allemaal botten.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quiz

Amfibieën, reptielen en vissen houden zichzelf warm.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quiz

Zoogdieren en vogels houden zichzelf warm.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quiz

Deze dieren geven hun jongen melk.
A
Vissen
B
Vogels
C
Zoogdieren
D
Reptielen

Slide 16 - Quiz

Deze dieren hebben kieuwen als ze jong zijn en longen als ze volwassen zijn.
A
Vogels
B
Vissen
C
Reptielen
D
Amfibieën

Slide 17 - Quiz

Spinnen, duizendpoten, slakken en wormen zijn voorbeelden van
A
reptielen
B
insecten
C
vissen
D
zoogdieren

Slide 18 - Quiz

Een reptiel leeft op het land en legt eieren. Hij kan zichzelf niet warm houden.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quiz

Een insect heeft 8 poten en meestal vleugels.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 20 - Quiz

Bijen, vliegen, vlinders en kevers zijn voorbeelden van:
A
insecten
B
zoogdieren
C
vissen
D
reptielen

Slide 21 - Quiz

Planten maken zelf hun voedsel.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 22 - Quiz

Planten halen hiermee water uit de grond:
A
zaden
B
bloemen
C
wortels
D
stengel/stam

Slide 23 - Quiz

De ...vul in... brengt het water omhoog naar de bladeren
A
wortels
B
stengel/stam
C
vruchten
D
bloem

Slide 24 - Quiz

Met hun bladeren vangen planten zonlicht op en ademen ze lucht in.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 25 - Quiz

Uit bladeren groeien nieuwe planten.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 26 - Quiz

Een vrucht groeit uit een bloem.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 27 - Quiz

In een vrucht zitten zaden en daar groeit een nieuwe plant uit.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 28 - Quiz

Een schimmel is een plant.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 29 - Quiz

Het grootste gedeelte van een schimmel bestaat uit...
A
schimmeldraden
B
paddenstoel
C
vruchten
D
bladeren

Slide 30 - Quiz