7.Herhalen celleer en weefselleer

Herhalingsles cellen 
& epitheelweefsel 
1 / 37
suivant
Slide 1: Diapositive
SchoonheidsverzorgingMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Herhalingsles cellen 
& epitheelweefsel 

Slide 1 - Diapositive

Herhalen celleer
1. Neem hoofdstuk 1.1 celleer door !  

2.  Zelfstandig Celleer Boekcheck 


3. Klassikaal Quizvragen celleer   

Slide 2 - Diapositive

Wat is de belangrijkste kenmerk van het celmembraam?
A
dat deze semi- permeabel is
B
dat deze permeabel is
C
dat deze doorlaatbaar is

Slide 3 - Quiz

Het cellichaam bestaat uit?

Slide 4 - Question ouverte

Als je ouder wordt verandert het cytoplasma van….
A
geleiachtig (gelvorm) naar vloeibaar (solvorm)
B
stroopvormig naar olieachtig
C
vloeibaar (solvorm) naar geleiachtig (gelvorm

Slide 5 - Quiz

Het cytoplasma en het kernplasma noemen we ook wel….

A
Solplasma
B
Nucleoplasma
C
Protoplasma

Slide 6 - Quiz

In een menselijke celkern
zitten…..paar chromosomen

Slide 7 - Question ouverte

Bij directe celdeling deelt de....
A
celkern en cellichaam tegelijk
B
celkern eerst en daarna het cellichaam
C
cellichaam eerste en daarna de celkern

Slide 8 - Quiz

Bij mitose spreken we van…

A
Verdubbeling
B
Reductie (vermindering)

Slide 9 - Quiz

Vegetatieve 
levensverrichtingen
Animale 
levensverrichtingen
Prikkelbaarheid
Voortplanting
Groei
Beweging
Stofwisseling

Slide 10 - Question de remorquage

Herhalen epitheelweefsel
1. Neem hoofdstuk 1.2 epitheel weefsel door !  

2.  Zelfstandig weefselleer Boekcheck 


3. Klassikaal Quizvragen epitheelweefsel  

Slide 11 - Diapositive

Soorten weefsels

Slide 12 - Diapositive

Cellen met weinig tussenstof
cellen met uitlopers
Cellen met veel tussenstof en vezels
Cellen die contraheren
epitheel weefsel
Bind en steun weefsel
Spier weefsel
zenuw weefsel

Slide 13 - Question de remorquage

Soorten epitheelweefsel ingedeeld naar vorm 
1. Plaveisel epitheel
2. Kubisch epitheel 
3. Cylindrisch epitheel
4. Trilhaarepitheel 


Slide 14 - Diapositive

Waar vinden we meerlagig plaveisel epitheel?
A
geslachtsorganen
B
huid
C
neus en longen
D
darmen

Slide 15 - Quiz

Wat is de functie van het trilhaar epitheel?
A
opvangen van stofdeeltjes
B
afvoeren van stofdeeltjes
C
vochtig houden van de luchtwegen
D
opvangen en afvoeren van stofdeeltjes

Slide 16 - Quiz

cylindrische cellen
kubus cellen
plaveisel cellen
trilhaar cellen

Slide 17 - Question de remorquage

Stof afscheidend epitheelweefsel
1. Exocrien = klieren met een afvoerbuis

2. Endocrien = klieren zonder afvoerbuis
Geven hun afscheidingsproduct af aan het bloed  (hormonen)

3.Endo-exocrien = klieren met en zonder afvoerbuis
Klieren die een hormoon afscheiden en ook een afscheiding hebben via een afvoerbuis, geslachtsklieren en alvleesklier

Slide 18 - Diapositive

Exocriene klieren
(wijze van afscheiding) 
1. Eccrien (cel blijft behouden)
speekselklieren, kleine zweetklieren
 
2. Apocrien (deel van de cel afscheiden)
grote zweetklieren en de oorsmeerklieren

 3.Holocrien (hele cel gaat verloren), talgklier

Slide 19 - Diapositive

Vorm van de klieren
1. Buisvormig/Tubulair

2. Trosvorming/alveolair

3. Gemengd
(oorspeekselklier) 

Slide 20 - Diapositive

Exocrien
Buisvormig

Endocrien
Exocrien
Trosvormig

Slide 21 - Question de remorquage

Wat is een eigenschap van exocriene klieren?

A
Produceren alleen hormonen
B
Hebben een afvoerbuis
C
Hebben geen afvoerbuis
D
Hebben alleen andere stoffen dan hormonen

Slide 22 - Quiz

1) Een zweetklier is een exocriene klier
2) Hormoonklieren zijn endocriene klieren
A
1 en 2 zijn beide onjuist
B
1 en 2 zijn beide juist
C
1 is juist 2 is onjuist
D
1 is onjuist 2 is juist

Slide 23 - Quiz

Hoe noemen we het afscheiden van nuttige stoffen door een klier?
A
Excretie
B
Incretie
C
Secretie

Slide 24 - Quiz

Welk van onderstaande antwoorden behoort tot de talgklier?
A
endocrien en holocrien
B
endo-exocrien en eccrien
C
exocrien en holocrien
D
exocrien en eccrien

Slide 25 - Quiz

Lees hoofdstuk 
Steunweefsel,spierweefsel en zenuwweefsel 

Slide 26 - Diapositive

Uit welk type kraakbeen bestaan de oorschelp?
A
elastisch kraakbeen
B
hyalien kraakbeen
C
vezelig kraakbeen
D
sponsachtig botweefsel

Slide 27 - Quiz

Wat is de functie van collagene vezels?
A
Ze geven elasticiteit aan het weefsel
B
Ze geven stevigheid aan het weefsel

Slide 28 - Quiz

Uit welk weefsel is de lederhuid opgebouwd?
A
Dicht bindweefsel
B
Kraakbeenweefsel
C
Vast bindweefsel

Slide 29 - Quiz

Hoe wordt de buitenkant van het bot genoemd?
A
Compact been
B
Mergholte
C
Sponsachtig been
D
Bindvlies

Slide 30 - Quiz

Wat is een ander woord voor neuriet?
A
Axon
B
Myeline
C
Neuron

Slide 31 - Quiz

Welk bindweefsel zorgt voor de vorming van bloedcellen en afweer en immuniteit?
A
losmazig bindweefsel
B
reticulair bindweefsel
C
vezelig bindweefsel
D
bindweefsel zorgt niet voor afweer en immuniteit

Slide 32 - Quiz

1
2
3
4
Neuriet
Dendriet
Cellichaam
Meylineschede

Slide 33 - Question de remorquage

Hoe vindt de geleiding van een motorische prikkel
A
van de hersen naar een spier
B
van de hersenen naar het ruggenmerg
C
van een zintuig naar de hersenen

Slide 34 - Quiz

Glad spierweefsel
Hart-
spierweefsel
Dwarsgestreept
spierweefsel
Willekeurig
Onwillekeurig
Onwillekeurig

Slide 35 - Question de remorquage

Uit welk spierweefsel bestaat je hart?
A
onwillekeurig glad spierweefsel
B
willekeurig dwarsgestreept spierweefsel
C
willekeurig glad spierweefsel
D
onwillekeurig dwarsgestreept spierweefsel

Slide 36 - Quiz

Ben je klaar voor de toets?
😒🙁😐🙂😃

Slide 37 - Sondage