Omrekenen met eenheden van lengte

1 / 38
suivant
Slide 1: Diapositive
RekenenPraktijkonderwijsLeerjaar 3

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

§1 Eenheden van lengten
Welke eenheden ken je:
mm
cm
...
...
...
...

Slide 2 - Diapositive


Lesdoel:

Ik ken/kan:
  • de eenheden van lengte
  • eenheden van lengte omrekenen

Slide 3 - Diapositive


De afstand van Arnhem naar Assen is 144 ....
A
mm
B
cm
C
m
D
km

Slide 4 - Quiz


Een deur is ruim 2 ...... hoog
A
mm
B
cm
C
m
D
km

Slide 5 - Quiz


De lengte van een tv is ongeveer 100 .......
A
mm
B
cm
C
m
D
km

Slide 6 - Quiz


Peter fietst in een kwartier 5 .........
A
mm
B
cm
C
m
D
km

Slide 7 - Quiz


De dikte van een euromunt (€) is 2,33 .....
A
mm
B
cm
C
m
D
km

Slide 8 - Quiz


De hoogte van een voetbaldoel is 2,44 ......
A
mm
B
cm
C
m
D
km

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Vidéo

Herhalen: hoe moet je omrekenen? 
Vraag: ik moet 2 kilometer (km) fietsen. Hoeveel meter is dat?
 
Antwoord: Je maakt 3 stappen NAAR RECHTS. 
Dus je moet 3 keer x 10 doen. 

Kijk maar: 


Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Eerste stap: 2 km = 20 hectometer (hm). 
Je doet dus x10. 
Tweede stap: 20 hectometer = 200 decameter (dam). 
Je doet dus weer x 10
Derde stap: 200 decameter = 2.000 meter (m). Je doet dus weer  Je doet dus weer x 10

Slide 13 - Diapositive

Je mag die 3 stappen ook in 1 keer doen. 

Van km naar m is 3 stappen naar rechts, dat is drie keer x10:
x10 en x10 en x10

Je kunt dus 3 nullen erbij doen. 
2 km =2.000

Slide 14 - Diapositive


2 meter =
A
2,0 decimeter (dm)
B
20 decimeter (dm)
C
200 decimeter (dm)
D
0,2 decimeter (dm)

Slide 15 - Quiz

Hoe moet dat? 
Eén stap naar rechts is een 0 erbij (x 10)

2 meter is dus 20 decimeter 


Slide 16 - Diapositive


850 cm =
A
8500 m
B
85 mm
C
8,5 m
D
8,5 hm

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Diapositive

5 m =
A
50 mm
B
500 mm
C
5.000 mm
D
50.000 mm

Slide 19 - Quiz

100 cm =
A
1.000 mm
B
10.000 mm
C
1,0 mm
D
10 mm

Slide 20 - Quiz

nu andersom
Een touw is 1.000 mm lang 
Hoeveel cm is dat? 

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Van mm naar cm is naar boven (naar links) 

Dan moeten we delen door 10
 1.000 mm : 10 = 100 cm 

Er gaat dus een nul vanaf 

Slide 23 - Diapositive

100 dm=
A
1 m
B
10 m
C
100 m
D
1.000 m

Slide 24 - Quiz

10.000 mm =
A
100 cm
B
1.000 cm
C
10.000 cm
D
1 cm

Slide 25 - Quiz

550 cm =
A
55 dm
B
55 km
C
550 dm
D
5,5 dm

Slide 26 - Quiz

Nu met kommagetallen
Vraag: Een lijn is 55 dm lang. Hoeveel meter is dat?

Dat is één stap naar boven (links)
Maar..er zijn geen nullen

Hoe doe je dat?  

Slide 27 - Diapositive

In plaats van een 0 eraf, schuiven we de komma één naar links.
Hoe doe je dat?
55 dm is hetzelfde als 55,0 dm
De komma moet dan 1 naar links: 
55,0 dm = 5,50 m (5,5 m is ook goed) 

55 dm = 5,5 m 
 

Slide 28 - Diapositive

Vraag: 5 dm = .....m? 

Antwoord: 5 dm is hetzelfde als 5,0 dm
De komma moet 1 naar links

5 dm = 0,50 m (0,5 is ook goed)

Slide 29 - Diapositive

32,5 mm =
A
325 cm
B
3,25 cm
C
325,0 cm

Slide 30 - Quiz

852 mm
A
8,52 cm
B
85,2 cm
C
852 cm

Slide 31 - Quiz

Vraag: 5,5 m = ....cm
 
Antwoord: we gaan twee stappen naar beneden (rechts) 
 stap één: 5,5 m = 55 dm. 
stap twee: 55 dm = 550 cm 

Slide 32 - Diapositive

5, 2 dam =
A
52 m
B
520 m
C
0,52 m

Slide 33 - Quiz

Nu door elkaar heen 

Slide 34 - Diapositive

2,2 km =
A
2200 m
B
2200 cm
C
2,200 m
D
2200 dm

Slide 35 - Quiz


6900 m =
A
69.000.000 cm
B
69 dm
C
6,9 km
D
69 km

Slide 36 - Quiz


7,9 cm =
A
790 mm
B
79 mm
C
0,079 dm
D
0,0079 km

Slide 37 - Quiz

Slide 38 - Diapositive