Kapitel 1, Lektion 5

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Lernziele ERK (A1)

Je kent de rangtelwoorden 

Je kunt informatie over personen en plaatsen begrijpen. 

Je kunt namen, informatie over personen en bekende woorden verstaan. 

Viel Glück und viel Erfolg!

Das T-shirt ist etwas zu klein.

Leider kann ich nicht kommen. Ich muss zum Arzt.

Du bist ganz anders als ich. Wir sind sehr verschieden.

echt

het weekend

begrijpen

Text Lukas und seine beste Freundin (S. 37)

Wiederholung

geen       Das ist ...... Junge (m). Das ist ein Mädchen. 

mijn        Das ist ...... Vater (m). Er heißt Michael.

zijn          ...... Hobby (o) ist Tennis spielen.

de             ...... Kinder (mv) sind sehr nett. 

de            ....... Mann (m) ist groß und dünn. 

jouw       Warum ist  ....... Schwester (v) so fröhlich? 

Sie treffen sich vor der Schule.

Er ist wieder da. 

Das ist wirklich wahr!

Viel Erfolg beim Test!

weer

succes

spreken af

echt

Was stimmt nicht über Lukas?

Was stimmt nicht über Sarah?

Interview mit Thomas (S. 38)

Thomas is...

1. 15 jaar oud.
2. 14 jaar oud.
3. 16 jaar oud.

Zijn hobby's zijn...

1. hockey, gamen, koken
2. voetballen, tennissen, muziek maken
3. voetballen, gamen, muziek maken

Thomas en zijn band oefenen...

1. een keer per maand.
2. elke dag.
3. twee keer per week.

Een vriend is volgens Thomas vooral iemand...

1. die je kunt vertrouwen en die betrouwbaar is.
2. die je veel vertelt en die vrolijk is.
3. die betrouwbaar en behulpzaam is.

Thomas vindt het belangrijk dat hij en zijn vrienden...

1. dezelfde hobby's hebben.
2. grapjes met elkaar kunnen maken.
3. geheimen kunnen bewaren.

Rangtelwoorden (die Ordinalzahlen)

Wann hat Juliane Geburtstag?

Wann ist Martin geboren?

Wann ist Sina geboren?

Wann hat Lukas Geburtstag?

Formuliere Sätze. Achte auf die Großschreibung. 

Wann hast du Geburtstag?

habe - und - ich - braune - augen - haare - lange

haarfarbe - rot - Meine - ist

am - Juni - Ich - Geburtstag - habe - neunzehn

neun - schwester - alt - und - Meine - ist - Sarah - heißt - Jahre

geboren - auch - in - du - Bist - berlin - ?

hamburg - bruder - medizin - in - Mein- studiert