Spelling H5 - Hoofdletters en aanhalingstekens

Hoofdletters en aanhalingstekens

H5 - Spelling
2H / 2VWO
1 / 45
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 45 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Hoofdletters en aanhalingstekens

H5 - Spelling
2H / 2VWO

Slide 1 - Diapositive

Wat is het betekenisverschil tussen de a- en de b-zin? Waardoor ontstaat dat verschil?

 
a Toen Yvonne van de berg naar beneden kwam, stond haar man op haar te wachten.
b Toen Yvonne van de Berg naar beneden kwam, stond haar man op haar te wachten.

Slide 2 - Diapositive

Wat is het betekenisverschil tussen de a- en de b-zin? Waardoor ontstaat dat verschil?

a Ingeborg gaf zojuist de koning een hand.
b Ingeborg gaf zojuist De Koning een hand.


Slide 3 - Diapositive

Wat is het betekenisverschil tussen de a- en de b-zin? Waardoor ontstaat dat verschil?

a Heb jij gisteravond de mol nog gezien?
b Heb jij gisteravond De Mol nog gezien?


Slide 4 - Diapositive

Je schrijft een hoofdletter:

  • aan het begin van een zin. Maar let op:

    ’s Avonds drinkt Robert graag een kopje thee.
    – 11 carnavalsvierders waren verkleed als Disneyfiguur.


Slide 5 - Diapositive

Je schrijft een hoofdletter:

  • bij eigennamen:

    Illona, Adam, de Bernardstraat, Utrecht, de Maas, het vak Engels, Pasen, Greenpeace, het Willem-Alexander College.

    Let op bij persoonsnamen. Als er een voorletter of voornaam bij staat, schrijf je voorvoegsels met kleine letters:
    Ernst van de Heuvel, de heer E. van de Heuvel, de heer Van de Heuvel, mevrouw S. van de Heuvel-den Haan.


Slide 6 - Diapositive

Je schrijft een hoofdletter:

  • bij bijvoeglijke naamwoorden die van aardrijkskundige namen zijn afgeleid: 

    Belgische bonbons, Portugese wijn.




Slide 7 - Diapositive

Je gebruikt een kleine letter:

  • bij samenstellingen met religieuze feesten: paasmaandag, kerstvakantie;
  • bij religies, stromingen en afleidingen daarvan: christendom, islamieten;
  • bij windstreken: het oosten, zuidwest;
  • bij namen van seizoenen, maanden en periodes: herfst, november, de ijstijd.



Slide 8 - Diapositive

Je gebruikt aanhalingstekens:

bij de directe rede/citaten (let op de plaats van de aanhalingstekens en de andere leestekens):
 
– ‘Wil jij de vaatwasser even uitruimen?’, vroeg Iris aan haar zus.
– ‘Ik ga vanavond vroeg naar bed’, kondigde Pieter aan.
– ‘Als je zaterdagavond bij restaurant De Brug wilt eten,’ zei Anton, ‘zou ik wel eerst reserveren.’
– De heer Van Engelen vroeg aan een voorbijganger: ‘Weet u waar het station ligt?’




Slide 9 - Diapositive

Je gebruikt geen aanhalingstekens bij de indirecte rede en bij gedachten:

– De heer Van Engelen vroeg aan een voorbijganger of hij wist waar het station is.
– Brigitte vroeg zich af: hoe kom ik onder dit afspraakje uit?

Slide 10 - Diapositive

Je gebruikt aanhalingstekens:

  • bij titels:
    - Olivier raadt mij aan om 'Wonder' van R.J. Palacio te lezen.
     
  • als je het woord zelf bedoelt en niet de betekenis:
    – Veel mensen hebben moeite met de spelling van het woord ‘barbecue’.



Slide 11 - Diapositive

quiz over hoofdletters

Slide 12 - Diapositive

Met of zonder hoofdletter?
A
Pinksteren
B
pinksteren
C

Slide 13 - Quiz

Met of zonder hoofdletters?
A
havo
B
HAVO

Slide 14 - Quiz

Met of zonder hoofdletter?
A
aardrijkskunde
B
Aardrijkskunde

Slide 15 - Quiz

Wat is juist?
A
Marianne Van Dijken
B
mevrouw Van Dijken
C
mevrouw van Dijken

Slide 16 - Quiz

Wat is juist?
A
mevrouw Van Dijken-Van der Graaf
B
mevrouw M.L. Van Dijken
C
(feestje in) huize Van Dijken

Slide 17 - Quiz

Met of zonder hoofdletter?
A
de volkskrant
B
de Volkskrant

Slide 18 - Quiz

Met of zonder hoofdletter?
A
maandag
B
Maandag

Slide 19 - Quiz

Met of zonder hoofdletter?
A
December
B
december

Slide 20 - Quiz

Met of zonder hoofdletter?
A
vmbo
B
VMBO

Slide 21 - Quiz

Wanneer een hoofdletter?
  • Begin van een zin
  • Bij (aardrijkskundige) namen
  • Officiële feestdagen
  • Historische gebeurtenissen
  • Instellingen of bedrijven

Slide 22 - Diapositive

bij aardrijkskundige namen
  • landen, plaatsnamen, rivieren, bergen, hemellichamen
    => ook afleidingen
    Zuid-Afrika   /   Zuid-Afrikaans
    Middellandse Zee   /   Middellandse Zeegebied

Slide 23 - Diapositive

bij namen
  • mevrouw De Vries
  • mevrouw M. de Vries
  • Miep de Vries
  • mevrouw De Vries-van der Kist
=> Hoe zit dit?

Slide 24 - Diapositive

Wanneer geen hoofdletter?
  • dagen
  • maanden
  • seizoenen
  • windstreken

Slide 25 - Diapositive

Pasen / paasviering
  • Pasen
    religieuze feesten
  • paasviering
    afleidingen van die religieuze feesten
  • Kerstmis <=> kerstvakantie

Slide 26 - Diapositive

Wat is de juiste spelling?
A
engelse drop
B
Engelse drop

Slide 27 - Quiz

Wat is de juiste spelling?
A
jarik de boer
B
Jarik De Boer
C
Jarik de Boer
D
jarik De Boer

Slide 28 - Quiz

"Sara zei:" Ik heb een super
vakantie gehad.
A
Goed
B
Fout

Slide 29 - Quiz

Hoe schrijf je deze naam goed?
mevrouw h. de jong

Slide 30 - Question ouverte

mevrouw H. de Jong
mevrouw De Jong

(de eerste letter van een naam schrijf je met hoofdletter => mevrouw H. de Jong, ze staat onder de 'J' in het telefoonboek )
Let dus op het verschil

Slide 31 - Diapositive

Schrijf deze zin met alle leestekens en hoofdletters:
hij zei in mei leggen alle vogels een ei

Slide 32 - Question ouverte

Welke is goed?
A
😉 is een veelgebruikte emoticon.
B
😉 Is een veelgebruikte emoticon.

Slide 33 - Quiz

Hoe zit dat?
Hoofdletters aan het begin van de zin.


In principe begint elke zin met een hoofdletter.
Er zijn echter twee uitzonderingen.
Begint de zin met een apostrof, dan krijgt het tweede woord een hoofdletter.
‘s Ochtends om 8.15 moesten we ons op het veld verzamelen.
Begint de zin met een symbool of cijfer, dan volgt er geen beginhoofdletter.
5 mensen waren afwezig bij de les in TEAMS.
# betekent hashtag. 

Slide 34 - Diapositive

Welke is goed?
A
Ik woon in het Zuiden van Amsterdam-zuid.
B
Ik woon in het zuiden van Amsterdam-Zuid.
C
Ik woon in het Zuiden van amsterdam-zuid.
D
Ik woon in het Zuiden van Amsterdam-Zuid.

Slide 35 - Quiz

Hoe zit dat? Hoofdletters in windrichtingen.

Namen van windrichtingen schrijf je niet met een hoofdletter, tenzij ze deel uitmaken van een aardrijkskundige aanduiding.
Dus: zuiden
en Zuid-Afrika

Slide 36 - Diapositive

Welke is goed?
A
Met Pinksteren ben je vrij op maandag: Pinkstermaandag
B
Met pinksteren ben je vrij op maandag: Pinkstermaandag
C
Met pinksteren ben je vrij op maandag: pinkstermaandag
D
Met Pinksteren ben je vrij op maandag: pinkstermaandag

Slide 37 - Quiz

Hoe zit dat? Hoofdletter bij religieuze feesten

Namen van (religieuze) feestdagen schrijf je met een hoofdletter: Pasen, Suikerfeest, Moederdag, Kerstmis.
Bij samenstellingen met religieuze feesten / afleidingen schrijf je geen hoofdletter: paasmaandag, eerste kerstdag , kerst

Slide 38 - Diapositive

Wel een hoofdletter
Geen hoofdletter
naam schip
naam straat
naam school
naam planeet
namen van periodes
politieke stroming
soortnaam
namen die je aan een persoon doen denken

Slide 39 - Question de remorquage



Wanneer gebruik je aanhalingstekens?

Slide 40 - Diapositive

Aanhalingstekens:
  • bij directe rede of citaat
  • De leerling zei: "Ik ben echt op tijd, mevrouw!"
  • X De leerling zei dat hij echt op tijd is. 

  • bij titels van b.v. boeken => De griezelbus (Lees jij 'De griezelbus' ook?
  • Als je het woord zelf bedoelt en niet de betekenis => schrijf je 'scan' met een c of met een k? 
  • Cynisch: Die 5-0 nederlaag is een 'prima' resultaat.
  • Let op: gedachten staan niet tussen aanhalingstekens! De leerling dacht: het is wel oké om te laat te komen.

Slide 41 - Diapositive

Aanhalingstekens of niet?
Joep zei dat hij moe was
A
Geen aanhalingstekens
B
Wel aanhalingstekens

Slide 42 - Quiz

Staan de aanhalingstekens goed?

'Dat vind ik stom', zei Marie.
A
goed
B
fout

Slide 43 - Quiz

Aanhalingsteken of niet? Maria denkt: ik wil daar ook graag bij zijn.
A
wel
B
niet

Slide 44 - Quiz

Staan de aanhalingstekens juist?
Schijf je 'boekentas' of 'boeketas'?
A
juist
B
onjuist

Slide 45 - Quiz