Hoofdstuk 4 - les 6

Welkom bij Nederlands

  • Nakijken huiswerk
  • Verwijswoorden en signaalwoorden
  • Werken aan weektaak 
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Welkom bij Nederlands

  • Nakijken huiswerk
  • Verwijswoorden en signaalwoorden
  • Werken aan weektaak 

Slide 1 - Diapositive

Verwijswoorden
In plaats van een woord veel te herhalen, gebruik je verwijswoorden. 

Met een verwijswoord wijs je terug naar een of meer woorden die eerder genoemd zijn.

Slide 2 - Diapositive

Verwijswoorden
Verbanden tussen woorden en zinnen kunnen aangegeven worden met verwijswoorden.

  • Hij, ze, hem, haar, het, deze, die, dat, dit, wat.

Slide 3 - Diapositive

Verwijswoorden
Het-woorden (enkelvoud, onzijdig) --> dat, dit, het zijn
De-woorden (enkelvoud, mannelijk) --> die, deze, hij, zijn, hem
De-woorden (enkelvoud, vrouwelijk) --> die, deze, zij, haar, ze
De-woorden (Meervoud) --> die, deze, zij, ze, hen, hun

Slide 4 - Diapositive

Verwijswoorden
Het-woorden zijn onzijdig. 
Namen van landen, provincies, steden en clubs, en ook verkleinwoorden, zijn OOK onzijdig.

Slide 5 - Diapositive

Verwijswoorden
De-woorden zijn makkelijk of vrouwelijk. De volgende woorden zijn vrouwelijk: 
- vrouwelijke personen en dieren: de bibliothecaresse, de wolvin, de vrouw
- de-woorden met de volgende uitgangen: -heid (waarheid), -ing (viering),
-nis (droefenis), -schap (vriendschap), -st (vondst), -te (verte), -ij (partij,
-de (methode), -ie (televisie), -iek (fabriek), -theek (discotheek), -teit (kwaliteit), -tuur (cultuur)

Slide 6 - Diapositive

Verwijswoorden
Als je van een woord niet kunt vaststellen of het makkelijk of vrouwelijk is, mag je het beschouwen als mannelijk.

Je kunt dit ook opzoeken in een woordenboek:
Kijk hier maar eens naar het woord 'schoen'. 
Daarachter zie je m. voor het geslacht (en 
daarachter de meervoudsvorm tussen haakjes). 

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Signaalwoorden (uitleg) 
Tekstverband:                                                  Signaalwoord:
Opsomming                                                 en , ook, vervolgens, ten                                                                                     eerste, ten tweede, etc.
                                 


Slide 9 - Diapositive

Signaalwoorden 
Tekstverband:                                                  Signaalwoord:
voorbeeld                                                           zo, zoals, bijvoorbeeld
reden/ argument                                             want, omdat, daarom
conclusie/ standpunt                                     dus, kortom, dan ook


Slide 10 - Diapositive

Signaalwoorden
Een voorbeeld kun je aankondigen met een signaalwoord:
bijvoorbeeld, zoals, denk maar aan, zo, neem nou, ...



Slide 11 - Diapositive

Herkennen van verbanden
Je herkent verbanden door de signaalwoorden. Elk verband heeft zijn eigen signaalwoorden.

Deze kan je vinden in de theorie en deze MOET je uit je hoofd leren

Slide 12 - Diapositive

 Signaalwoorden

Een tekst zonder signaalwoorden bestaat eigenlijk niet! 
Zelfs het simpelste woordje 'en' is een signaalwoord.

Ik pakte mijn fiets EN fietste naar school. --> Er wordt iets OPGESOMD!

Slide 13 - Diapositive

Opsomming, tegenstelling, voorbeeld
A
opsomming
B
tegenstelling
C
voorbeeld

Slide 14 - Quiz

Opsomming, tegenstelling, voorbeeld
A
opsomming
B
tegenstelling
C
voorbeeld

Slide 15 - Quiz

Opsomming, tegenstelling, voorbeeld
A
opsomming
B
tegenstelling
C
voorbeeld

Slide 16 - Quiz

Opsomming, tegenstelling, voorbeeld
A
opsomming
B
tegenstelling
C
voorbeeld

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Diapositive

Contaminatie

Slide 19 - Diapositive

Weektaak
Wat? H4 opdracht 29, 30, 31 en 34 t/m 39
Hoe? In je werkboek, gebruik je aantekeningen
Hulp? Steek je hand op
Tijd? 20 minuten
Klaar? Lezen in je boek

timer
20:00

Slide 20 - Diapositive