Nederlandse Quiz

Nederlandse Quiz
Aro, Finn, Jelte en Mohamed
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

Éléments de cette leçon

Nederlandse Quiz
Aro, Finn, Jelte en Mohamed

Slide 1 - Diapositive

Noem minimaal twee vragen over tekst begrip?

Slide 2 - Question ouverte

“Het leek of hij een of andere aandoening had want zijn gezicht zag er wat vreemd uit.” Wat betekent *aandoening*

Slide 3 - Question ouverte

Hoe kom je achter de betekenis van een moeilijk woord? Noem minimaal 2 voorbeelden.

Slide 4 - Question ouverte

“Onderweg naar huis moest ik abrupt remmen om niet tegen de auto aan te botsen.” Wat betekent het woord *abrupt*?

Slide 5 - Question ouverte

Wat doet de schrijver bij de instructie?
A
De schrijver wilt emoties oproepen
B
Schrijver wilt dat de lezer iets gaat doen
C
De schrijver legt stap voor stap uit wat je moet doen.
D
De schrijver geeft informatie?

Slide 6 - Quiz

Naar wat verwijst een verwijswoord?
Noem minimaal twee punten

Slide 7 - Question ouverte

Wat is een bron?
A
Informatie die door een ander is opgeschreven.
B
Signaalwoorden.
C
Verwijswoorden.
D
Informatie vanuit je eigen kennis.

Slide 8 - Quiz

Welke van deze tekstsoorten zijn gebaseerd op feiten
A
Informatieve tekst.
B
Overtuigende tekst.
C
Recensie.
D
Amuserende tekst.

Slide 9 - Quiz

Wat doe je bij scannend lezen?
A
Je zoekt naar bepaalde informatie.
B
Je wilt snel weten waar een tekst over gaat.
C
Je wilt echt begrijpen wat je leest.
D
Je wilt weten of het waar is wat je leest.

Slide 10 - Quiz

Hoe start je de leesmotor bij jezelf?

Slide 11 - Question ouverte

Hoe kom je achter de hoofdgedachte van een tekst?

Slide 12 - Question ouverte

Waar bestaat de tekstgeraamte uit?noem minimaal 5 punten.

Slide 13 - Question ouverte